1.3
Elektrische veiligheid
+
Het toestel heeft een stroomaansluiting nodig van 220 - 230V met 50 hertz
stroomspanning.
+
Het toestel mag enkel met de meegeleverde adapter rechtstreeks direct in een geaard
stopcontact aangesloten worden, het gebruik van meervoudige stekkerdozen e.d. is te vermijden.
Verlengkabels moeten voldoen aan de VDE-richtlijnen. Wikkel de adapter steeds volledig af.
+
Het stopcontact moet beveiligd zijn met een zekering met een minimum veiligheidswaarde „16
ampère, traag".
+
Om het gevaar op een elektroschok te verkleinen haalt u steeds onmiddellijk na het beëindigen
van de training, voordat het toestel op- of afgebouwd wordt en voor onderhoud of reiniging de
stekker van het toestel uit het stopcontact. Trek hierbij niet aan de kabel.
+
Laat het toestel niet zonder toezicht wanneer de stekker in het stopcontact aangesloten is.
Wanneer u afwezig bent, moet de stekker verwijderd worden zodat een verkeerd gebruik door
derden uitgesloten kan worden.
+
Houd de kabel weg van hitte, olie en scherpe voorwerpen. Laat de stroomkabel niet onder het
toestel of onder een tapijt doorlopen en stel ook geen voorwerpen op de kabel.
+
Verander niets aan de kabel, noch aan de stekker.
+
Indien de stroomkabel of stroomstekker beschadigd of defect is, wend u dan aan uw handelaar.
In de tussentijd mag het toestel niet meer gebruikt worden.
+
Let erop dat er zich geen kleine elektrische toestellen (bijv. gsm's) in de onmiddellijke nabijheid
van de cockpit of de besturingselektronica bevinden, aangezien anders aangegeven waarden
(bijv. de polsmeting) vervalst kunnen worden.
1.4
Opstelplaats
+
Het toestel kan enkel in gebouwen met voldoende gekoelde en droge ruimtes
(omgevingstemperaturen tussen 10°C en 35°C) gebruikt worden. Het gebruik in openlucht of in
ruimtes met een hoge luchtvochtigheid (meer dan 70%) zoals zwembaden is niet toegestaan. Sla
het toestel enkel op in omgevingen met een omgevingstemperatuur tussen 5°C en 45°C.
+
De trainingsruimte moet tijdens het trainen goed geventileerd en niet onderhevig aan tocht zijn.
+
Kies de opstelplaats zo, zodat er zowel voor, achter en ook naast het toestel voldoende vrije
ruimte/veiligheidszone (minstens 1,50 m) bestaat. Bovendien mag het toestel niet in hoofddoor-
gangen of vluchtwegen opgesteld worden.
+
Houd de stroomkabel absoluut uit de buurt van hete oppervlaktes en ondergronden en let erop
dat de kabel niet ingeklemd wordt of „struikelgevaar" veroorzaakt.
+
Er mogen geen voorwerpen in welke vorm ook in de openingen van het toestel gestoken
worden.
+
Het opstelvlak van het toestel moet vlak en stevig zijn, kleine oneffenheden in de grond moeten
vereffend worden.
+
Een grondbeschermmat/onderlegmat helpt om hoogwaardige vloerbekleding (parket, laminaat,
kurk, tapijt) te beschermen tegen drukplekken en zweet en vereffent kleine oneffenheden.
7