Meetcel
3. Voer de bestaande meetcel in onder code 31:
– Code 3100: AQC-D1/-D11 meetcel
– Code 3101: AQC-D3/-D13 meetcel
– Code 3102: AQC-D2/-D12 meetcel.
4. Druk op [OK] om te bevestigen.
Meetbereik
5. Selecteer het meetbereik onder code 32:
– Code 3200: Meetbereik 0,00 tot 2,00 mg/l
– Code 3201: Meetbereik, 0,0 tot 20,0 mg/l
(Cl
, ClO
) of 0,00 tot 5,00 mg/l (O
2
2
6. Druk op [OK] om te bevestigen.
9.6.3 Instellen van het sensorsysteem;
®
Conex
DIS-PR watersensor
1. Selecteer code 40 en schakel de watersensor
aan of uit.
– Code 4000: watersensor uit
– Code 4001: watersensor aan.
2. Press [OK] to confirm.
Alarmsignaal met laag niveau van monsterwater
code *09*:
Zie paragraaf 10.2 Watersensor *09* /
temperatuursensor *12*.
Gemeten parameter
1. Selecteer code 41 en selecteer de gemeten
parameter:
– Code 4100: pH-meting
– Code 4101: redox-meting.
2. Druk op [OK] om te bevestigen.
Meetbereik
1. Selecteer het meetbereik onder code 42:
– Code 4200: meetbereik, pH 0,00 tot 14,00
– Code 4201: meetbereik pH, 2,00 tot 12,00
– Code 4202: meetbereik pH, 5,00 tot 9,00
– Code 4205: meetbereik, redox 0 tot 1500 mV
– Code 4206: meetbereik redox 0 tot 1000 mV
2. Druk op [OK] om te bevestigen.
9.6.4 Temperatuurcompensatie; Conex
•
Een compensatiefunctie wordt gebruikt voor het
numeriek opheffen van de temperatuurafhanke-
lijkheid van de sensor.
•
Automatische temperatuurcompenstatie is alleen
mogelijk wanneer een temperatuursensor
(Pt100) is aangesloten.
•
In het geval van een handmatige temperatuur-
compensatie, wordt de temperatuur handmatig
ingevoerd en automatisch berekend in de sen-
sorhelling.
•
Temperatuurcompenstatie wordt niet uitgevoerd
).
3
voor redoxwaarden.
Activering van temperatuurcompensatie
1. Selecteer codemenu 43 en druk op [OK] om te
bevestigen.
– Gebruik de [Omhoog] of [Omlaag] knop om
code 4300 te selecteren voor handmatige tem-
peratuurcompensatie of code 4301 voor auto-
matische temperatuurcompensatie. Druk op
[OK] om te bevestigen.
– Verlaat vervolgens het code-menu m.b.v. Exit
en keer terug naar het displayniveau.
Aanpassing van de temperatuursensor
•
Wanneer de daadwerkelijke weerstand van de
temperatuursensor (Pt100) wordt gewijzigd door
de kabellengte, compenseer dan voor de veran-
dering door middel van een offset-functie.
– Selecteer codemenu 45.
– Meet de referentietemperatuur, bijv. m.b.v. een
gekalibreerde thermometer en voer deze in °C
in m.b.v. de [Omhoog] of [Omlaag] knop.
•
De offset wordt automatisch berekend.
•
De temperatuur in °C kan altijd worden afgelezen
in codemenu 53.
9.6.5 Kalibratie voor vrij of actief chloor,
chloordioxide of ozon; Conex
N.B.
1. Druk op [Cal] om het kalibratiemenu te selecte-
ren.
De Cal-LED naast de [Cal] knop gaat aan.
– Om overdosering te voorkomen, zijn de rege-
laars uitgeschakeld en de stelaandrijvingen
gesloten.
– Na het selecteren van de kalibratiefunctie
m.b.v. de [Cal] knop, verschijnt het meetwaar-
dedisplay in eerste instantie met de huidige
meetwaarde.
2. Gebruik de [Omhoog] of [Omlaag] knop voor het
selecteren van de fotometrische of analytisch
bepaalde referentiewaarde (bijvoorbeeld fotome-
trisch gemeten m.b.v. DIT).
De kalibratiewaarde wordt opgeslagen,
zelfs bij uitschakeling (stroomstoring).
Gebruik code 51 om de actuele kalibratie-
waarde te controleren.
®
DIS-PR
®
DIS-D
17