Veiligheidstechnische specificaties bij de inbouw-
en bedieningshandleiding voor de klepstandsteller
met ATEX-toelating
Veiligheidstechnische specificaties conform deel 30 van de EN 60079-0:2009
1
Belangrijke veiligheidsinstructies
Het apparaat mag alleen door vakpersoneel dat
bekend is met de montage, de inbedrijfname en het
bedrijf van dit product, worden gemonteerd en in be-
drijf worden genomen. Vakpersoneel in de zin van dit
inbouw en bedieningsvoorschrift zijn personen, die
vanwege hun vaktechnische opleiding, hun kennis en
ervaring en hun kennis van de geldende normen, de
hun opgedragen werkzaamheden kunnen beoordelen
en mogelijke gevaren daarbij kunnen onderkennen.
Bij apparaten in explosieveilige uitvoering moeten de
personen een opleiding resp. een autorisatie hebben
voor het werken aan explosieveilige apparaten in ex-
plosiegevaarlijke installaties.
Gevaren die aan het regelventiel door het medium,
de steldruk en van bewegende onderdelen kunnen uit-
gaan, moeten door daarvoor geschikte maatregelen
worden voorkomen..
Indien door de hoogte van de voedingsdruk in de
pneumatische aandrijving ontoelaatbare bewegingen
of krachten ontstaan, moet de voedingsdruk door een
geschikt reduceerstation worden begrensd.
Deskundig transport en correcte opslag van de klep-
standsteller worden vooropgesteld.
2
Elektrische aansluitingen
Bij de elektrische installatie moeten de geldende elek-
trotechnische voorschriften en de ongevallenpreven-
tievoorschriften van het land van bestemming worden
aangehouden.
Voor de montage en installatie in explosiegevaarlijke
omgeving geldt de EN 6007914:2008 VDE 01651
Explosieve atmosferen – ontwerpen, selecteren en op-
stellen van elektrische installaties.
OPGELET!
De klembezetting moet absoluut worden aangehou-
den. Verwisselen van de elektrische aansluitingen kan
de explosieveiligheid doen komen te vervallen.
NL · Nederlands
Gelakte schroeven in of aan de behuizing mogen niet
worden losgemaakt.
Voor het samen schakelen van het intrinsiekveilige
elektrische bedrijfsmiddel gelden de toegestane maxi-
male waarden van de EGtypebeproevingscertificaten
(U
resp. U
, l
resp. I
i
o
i
resp. L
)�
o
3
Keuze van kabel en leidingen
Voor de installatie van de intrinsiekveilige stroom-
circuits moet par. 12 van de EN 6007914:2008
VDE 01651 worden aangehouden.
Voor het installeren van meeraderige kabel en leidin-
gen met meer dan één intrinsiekveilige circuit geldt
par. 12.2.2.7. Een bijzonder aandachtspunt is dat de
radiale dikte van de isolatie van een ader voor alge-
meen gebruikelijke isolatiematerialen zoals bijv. poly-
ethyleen, een minimale dikte heeft van 0,2 mm. De
diameter van de afzonderlijke aders van een soepele
kabel mag niet kleiner dan 0,1 mm zijn. De uiteinden
van de aders moeten tegen splijten worden beschermd,
bijv. met adereindhulzen. Bij de aansluiting via twee
separate kabels of leidingen kan een extra kabelwartel
worden gemonteerd. Niet gebruikte kabeldoorvoeren
moeten met blinde pluggen worden afgesloten.
Instrumenten, die bij omgevingstemperaturen tot onder
–20 °C worden gebruikt, moeten metalen kabelwartels
hebben.
4
Bedrijfsmiddel voor zone 2/zone 22
Voor bedrijfsmiddelen die overeenkomstig de ontste-
kingsklasse Ex nA II (niet vonkend bedrijfsmiddel) con-
form EN 6007915:2003 worden gebruikt geldt, dat
het verbinden en onderbreken en het schakelen van
stroomcircuits onder spanning alleen is toegestaan bij
de installatie, het onderhoud of voor reparatiedoelein-
den. Voor bedrijfsmiddelen die in energiebegrensde
stroomcircuits met ontstekingsklasse Ex nL (energiebe-
grensd bedrijfsmiddel) conform EN 6007915:2003
worden aangesloten geldt, dat deze bedrijfsmiddelen
bedrijfsmatig mogen worden geschakeld.
, P
resp. P
, C
resp. C
o
i
o
i
en L
o
i