1 Veiligheidsmaatregelen
Brandgevaar!
• Rook niet als brandstof wordt bijge-
vuld.
• Voorkom dat brandstof op hete opper-
vlakken wordt gemorst. Gemorste
brandstof moet onmiddellijk worden
verwijderd.
• Gebruik om onderdelen te reinigen
geen benzine of diesel maar maak
gebruik van in de handel verkrijgbare,
niet-ontvlambare, niet-giftige oplosmid-
delen van goede kwaliteit.
• Wees altijd alert op eventuele brand-
stof- of olielekkage!
Als u lekkage ontdekt, neem dan
onmiddellijk tegenmaatregelen. Als er
op de hete motor brandstof of olie
wordt gemorst, kan brand optreden.
Lichamelijk letsel of schade aan de
apparatuur kan hiervan het gevolg zijn.
• Vul de brandstoftank niet bij terwijl de
motor loopt!
Alleen bij stilstaande motor tanken.
• Plaats nooit brandbare materialen in de
nabijheid van de motor.!
• Houd de motor en de motorruimte
schoon!
Verwijder alle ontvlambare materialen
zoals brandstof, olie, en andere rom-
mel, voordat deze zich in de nabijheid
van de motor ophopen.
Voorkomen van brand en explosies
• Aansluiten (nood) hulp-start-accu
Handel als volgt wanneer een hulp-
start-accu wordt gebruikt om de motor
te starten:
- Sluit eerst de pluskabel aan.
- Sluit als laatste de massakabel (nega-
tieve pool) aan op het motorblok
Als deze kabel abusievelijk aange-
sloten wordt op de negatieve pool
van de motoraccu, kan een vonk
optreden. Het gevolg hiervan is dat
het door de accu geproduceerde
explosieve gas wordt ontstoken.
- Als de motor gestart is, verwijder dan
eerst de massakabel.
5