3 Gebruik
Activeer de bedieningshendel als volgt:
• Zet de hendel(s) in de neutraalstand.
• Druk de toets Command in en houdt
deze tenminste drie seconden inge-
drukt.
Toets
LED
(Bediening)
(Vermelding)
Engine
Command
Warm/Sync
Warm/Sync
Command
Alle LED's knipperen
• De LED Command gaat aan en de LED
Warm/Sync begint te knipperen.
De motorbediening staat nu is de stand
'Opwarmen'.
• Druk, met de hendels in de neutraal-
stand, de toets Warm/Sync in en houdt
deze tenminste 3 seconden ingedrukt
Betekenis
- Als de LED aan is, staat de desbetreffende motor in de neutraalstand.
- Als hij uit is, kan met de bedieningshendel de motor niet bediend worden.
- Als hij aan is, kan met de bedieningshendel de motor wel bediend worden.
- Als de LED knippert, is hij bezig met de WARM-UP , d.w.z. dat de motor/motoren kan/kunnen met
verhoogt toerental draaien terwijl de keerkoppeling in de neutraalsstand blijft staan.
- Als de LED aan is, zal het toerental van beide motoren gesynchroniseerd worden. Met de rech-
terhendel bestuurt u beide motoren en de rechtertrimbediening bestuurt beide trims (mits aanwe-
zig).
- Zorg er voor dat beide hendels van de actieve bedieningshendel in de neutraalstand staan. Druk
de toets Warm/sync tenminste drie seconden in om de WARM-UP in te schakelen.
- Zorg er voor dat de bedieningshendel in de vrijstand staat. Druk de toets Command tenminste drie
seconden in, hierna kan de motor bediend worden.
- Onregelmatigheid in functioneren van de motorbediening.
Bedieningshendel
om definitief de motor(en) te kunnen
bedienen.
21