2.2.2 Afsluitventiel
Installeer zowel voor de vuilfilter als aan de uitgang
van de retourleiding een handbediend afsluitventiel.
Hierdoor kan de installatie worden uitgeschakeld
voor schoonmaak- en onderhoudswerk of als hij
langere tijd niet wordt gebruikt.
2.2.3 Manometer
Installeer voor en achter de regelaar een
manometer om de druk in de installatie in de gaten
te houden.
3
Inbedrijfstelling
Zie afb 3, pag 8 · afb 5, pag 10 · afb 8, pag 14
De regelaar pas na installeren van alle
componenten zoals bijv. een ventiel,
aandrijving en stuurleidingen
in bedrijf stellen.
Voor in bedrijf stellen controleren of de aandrijving
correct is aangesloten.
Werkwijze
-
De installatie - bij open meetpunt (2.7) (0:
meetpunt openen) - langzaam met
meetmedium vullen. Eventueel de elektrische
aandrijving inschakelen.
-
Stuurleidingen openen.
-
Installatie spoelen . Als de installatie gevuld is,
eerst de afnemer volledig openen en de
leidingsystemen met hoge installatiecapaciteit
- bij volledig geopend meetpunt (2.7) - enkele
minuten spoelen. Daarna het geïnstalleerde
vuilfilter controleren (bijv. door de drukval te
meten). Zonodig het vuilfilter reinigen
EB 3018 NL
.
-
Controleren druk. Controleren of de
membraanaandrijving niet beschadigd raakt
door de testdruk. De max. toelaatbare druk in
de aandrijving mag niet worden overschreden.
Bij externe stuurleidingen, de leidingen
onderbreken.
GEVAAR
!
De elektrische aandrijvingen zijn bedoeld om
gebruikt te worden in sterkstroominstallaties. Bij
aansluiten en onderhoud de toepasselijke
veiligheidsvoorschriften in acht nemen.
Bij werkzaamheden aan spanning voerende
delen de afschermingen niet verwijderen!
Waarschuwing!
Bij in- en uitbouwen van het ventiel ook de druk
van installatiedelen afhalen die aan de
stuurleidingen zijn aangesloten. Anders de
stuurleidingen afsluiten.
Bij het regelen van bevriezende media, de
apparatuur tegen vorst beschermen.
Alleen uitschakelapparatuur gebruiken die
beveiligd is tegen abusievelijk opnieuw
inschakelen.
Aandrijvingen waarvoor de veilige stand 'stang
naar buiten' is, pas demonteren
als de aandrijving spanningsloos is.
Inbedrijfstelling
5