3.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke programmering)
3.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke
programmering)
3.1.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke programmering)
Toetsen en functies kunt u naar uw wens aanpassen. U kunt bijvoorbeeld naar eigen wensen de initiële
instellingen of toetsfuncties wijzigen.
–
Een PIN-code aan uw toestel toewijzen (PIN [Persoonlijk Identificatie Nummer]-code)
•
Als u achter een ander bureau en met een ander toestel gaat werken, zie "1.13.1 Meegaand
Toestel".
Een PIN-code aan uw toestel toewijzen (PIN [Persoonlijk Identificatie
Nummer]-code)
Aan elk toestel kunt u een wachtwoord toewijzen.
Voor de volgende functies is een PIN-code nodig.
1.
Gesprekken controleren (Live Call Screening [LCS])
2.
Voorkomen dat andere personen inzage hebben in uw Directory voor Persoonlijk-verkort kiezen, uw
gesprekslog, SVM-log, en de boodschappen in uw berichtenlijst kunnen beluisteren (Displayblokkering)
3.
Uw toestelinstellingen gebruiken op andere toestellen (Meegaand Toestel)
4.
Afstandsbediening (Meegaande COS)
5.
Toestelblokkering wissen
Instellen
PT/SLT/HS/SIP-tst.
Hoorn van
de haak.
#
Voer in #.
292
Gebruiksaanwijzing
PIN: Persoonlijk Identificatie Nummer
7
9
9
Voer in
799.
dezelfde
PIN-code
Voer dezelfde PIN-code
in (max. 10 cijfers).
1
PIN-code
Voer in 1.
Voer de PIN-code
in (max. 10 cijfers).
#
B-toon
Voer in #.
Hoorn van
de haak.