Instellingen
8.7
Werkbreedte en dwarsverdeling controleren
106
Stel de strooischoepen in als volgt:
1. Schakel de aftakas van de tractor uit.
2. Beveilig de tractor tegen onbedoeld starten en wegrollen.
3. Wacht tot eventueel draaiende strooischoepen volledig stilstaan.
4. Stel de gewenste werkbreedte in door verdraaien van de korte en
lange strooischoepen op beide strooischijven.
4.1 Strooischijf zodanig verdraaien, dat de strooischijf
probleemloos kan worden ingesteld.
4.2 Uit de strooitabel de benodigde instelwaarden voor de korte
en lange strooischoepen aflezen.
4.3 De hendel naar beneden drukken en de strooischoepen
zodanig instellen, dat de schoepborging de benodigde
instelwaarde aangeeft op de schaalverdeling.
4.4 Hendel loslaten, zodat de schoepborging de instelpositie
fixeert.
De werkbreedte wordt beïnvloedt door de strooi-eigenschappen van
de meststof.
De belangrijkste parameters die de strooi-eigenschappen
beïnvloeden zijn
korrelgrootte,
•
stortgewicht,
•
toestand van het oppervlak en
•
•
vochtigheidsgraad.
De instelwaarden uit de strooitabel moeten als richtwaarden worden
beschouwd, omdat de strooi-eigenschappen van de meststofsoorten
kunnen veranderen.
Controleer de werkbreedte en de dwarsverdeling en optimaliseer de
instellingen van de meststofstrooier door het gebruik van:
•
mobiele testbank
•
EasyCheck
→
Zie afzonderlijke bedieningshandleiding
ZA-V BAG0087.16 08.23