De instelring (2) voor de ruitenwisser voorruit op de stuurkolomschakelaar (1) kan in de
volgende standen worden gedraaid:
Pos.
Symbool
I
II
III
IV
Om de ruitenwisser in de intervalmodus in te schakelen, de instelring (2) een vergrendeling
naar voren in de positie II draaien.
Æ De ruitenwisser voorruit werkt in de intervalmodus.
Om de ruitenwisser in continu bedrijf in te schakelen, de instelring (2) in de tweede
vergrendeling naar voren in de positie III draaien.
Æ De ruitenwisser voorruit werkt in continu bedrijf.
Om de ruitenwasinstallatie in te schakelen, de instelring (2) in de derde vergrendeling naar
voren in de positie IV draaien.
Æ De ruitenwasinstallatie werkt.
Om de ruitenwisser uit te schakelen, de instelring (2) in de laatste vergrendeling naar
achteren in de positie I draaien.
Æ De ruitenwisser gaat terug in de ruststand en blijft staan.
6.3.2
Controle- en waarschuwingslampjes
BM000-263
1 Controlelampje "Richtingindicatie
links"
2 Controlelampje "Groot licht"
3 Controlelampje "Dimlicht"
BiG X 780
Originele handleiding 150000767_05_nl
Bedienings- en weergave-elementen
Bedienings- en weergave-elementen op de stuurkolom
Toelichtingen
Schakelt de ruitenwisser voorruit uit.
Schakelt het intermitterend bedrijf van de ruiten-
wisser voorruit in.
Schakelt het continu bedrijf van de ruitenwisser
voorruit in.
Schakelt de ruitenwasinstallatie in.
4 Waarschuwingslampje "Laadcontrole"
5 niet bezet
6 Controlelampje "Richtingindicatie rechts"
6
6.3
85