Afdrukkwaliteit aanpassen
er een licht effen beeld op de pagina verschijnt. U kunt de instelling Optimaal
gebruiken voor het afdrukken van proefdocumenten.
TIP
Als u hetzelfde soort origineel veelvuldig kopieert of scant, kunt u
standaardinstellingen voor afdrukkwaliteit afstemmen op dit type origineel. Als er
bijvoorbeeld hoofdzakelijk donkere foto's worden gekopieerd of gescand, kunt u
uzelf veel tijd besparen door de systeeminstellingen voor dit type origineel te
programmeren. Vraag uw systeembeheerder uw systeeminstellingen af te stemmen
op uw origineel.
Afdrukkwaliteit van afdrukopdrachten
aanpassen
1. Selecteer Afdrukken uit bestand in het menu Service en gebruik het tabblad
Bestanden om de opdracht op te zoeken en te selecteren.
2. Selecteer het tabblad Afdrukkwaliteit.
3. Selecteer in het vervolgkeuzemenu Mode de instelling voor de printeremulatie.
Met de DocuTech 135-instelling maakt u afdrukken die er hetzelfde uitzien als
die van de DT135-printer.
4. Gebruik het besturingselement Afdrukdensiteit om kleine aanpassingen te maken
door de densiteit hoger of lager in te stellen.
Alle pixels van het beeld gaan richting zwart of richting wit. De waarden die het
dichtst in de buurt van 0 liggen, zijn bedoeld voor kleine aanpassingen in de
densiteit van tekst en foto's. Met de instellingen +/-3 bereikt u een duidelijk
zichtbaar verschil bij tekst. Deze instellingen worden echter niet aanbevolen voor
foto's.
5. Selecteer een waarde voor de Resolutie.
Aangezien resoluties variëren van printer tot printer, kunt u deze optie gebruiken
voor betere resultaten bij opdrachten die met 300 dpi zijn opgeslagen.
6. Stel de Afdrukkwaliteit in. Als u Tonerbesparing selecteert, wordt er minder toner
gebruikt. Met deze instelling bent u voordeliger uit dan met de volledige
kwaliteitsinstelling Normaal. Tonerbesparing is handig om verspreide zwarte
punten te verwijderen zonder dat er een licht effen beeld op de pagina verschijnt.
U kunt de instelling Normaal gebruiken voor het afdrukken van proefdocumenten.
7. Open de opdracht om een halftoon te selecteren. Ga naar het venster
Afdrukeigenschappen of Opdrachteigenschappen en selecteer een Halftoon.
Hiermee kunt u het patroon van punten of lijnen van verschillende formaten
aanpassen dat wordt toegepast op een beeld met verschillende tonen of het
patroon dat uit punten van hetzelfde formaat bestaat en wordt toegepast op
een enkele tint.
OPMERKING
Als de licentie voor verbeterde lijnrasters niet is ingeschakeld, is selectie van Halftoon
niet beschikbaar, aangezien er slechts één halftoon (125 lpi) is.
27-2
Xerox Nuvera Handleiding voor de gebruiker en trainingsmodule voor softwareversie 11.6