1.
Kies printer A als referentieprinter en gebruik deze om de kleurkalibratie op het substraat in kwestie uit
te voeren. Zie
2.
Exporteert u de gekalibreerde substraatvoorinstelling. Zie
3.
Importeer de substraatvoorinstelling van stap 2 op printer B. Zie
4.
Kleurkalibreer de voorinstelling met printer B.
5.
De kleuren die op dat substraat worden afgedrukt met printer A en printer B, zouden nu zeer gelijkaardig
moeten zijn.
6.
Om meer printers toe te voegen (C, D, ga zo maar door), doet u zoals met printer B.
120 Substraatinstellingen
hoofdstuk 4
Kleurkalibratie op pagina 101.
HP Media Locator op pagina 93.
HP Media Locator op pagina 93.
DEWW