3. Klik op [ [ N N a a l l a a a a t t s s t t e e p p a a g g i i n n a a ( ( a a c c h h t t e e r r b b l l a a d d ) ) ] ] om een achterblad toe te voegen.
Het gereedschap Vervangen gebruiken
Met het gereedschap [ [ V V e e r r v v a a n n g g e e n n ] ] kunt u wijzigingen aanbrengen in de kleur, de afdrukzijden, de
uitlijneigenschappen en of er wel of niet een nieuw hoofdstuk voor een afgedrukte pagina of een reeks
afgedrukte pagina's moet worden gestart.
Ga als volgt te werk om de functie [ [ V V e e r r v v a a n n g g e e n n ] ] te openen:
1. Open [ [ E E d d i i t t o o r r t t a a a a k k e e i i g g e e n n s s c c h h a a p p p p e e n n ] ] .
2. Klik rechts van het scherm op [ [ V V e e r r v v a a n n g g e e n n ] ] .
Pagina's in een taak wijzigen
Met het hulpmiddel [ [ V V e e r r v v a a n n g g e e n n ] ] kunt u het de kleur, de afdrukzijden en de uitlijningseigenschappen
opgeven en selecteren of u een nieuw hoofdstuk voor een afgedrukte pagina of reeks pagina's wilt
starten.
1. Klik op [ [ V V e e r r v v a a n n g g e e n n ] ] .
2. Ga naar de sectie [ [ P P a a g g i i n n a a ' ' s s ] ] en klik op het [ [ P P a a g g i i n n a a ' ' s s ] ] -pictogram.
3. Voer in het tekstvak een getal in om op te geven welke pagina u wilt wijzigen. U kunt ook een
reeks pagina's invoeren, gescheiden door een koppelteken (-).
4. U kunt één pagina opgeven (bijvoorbeeld 1) of een paginabereik waarin u de pagina's door
middel van een streepje van elkaar scheidt (bijvoorbeeld 1-10). Als u een paginabereik opgeeft,
wordt één vervanging gemaakt voor alle pagina's in het bereik.
Voer in het tekstvak onder [ [ P P a a g g i i n n a a ' ' s s ] ]
tekstvak
in wanneer u de pagina's 5 t/m 10 wilt wijzigen.
5-10
in wanneer u pagina 5 in een taak wilt wijzigen. Voer in het
5
Het gereedschap Vervangen gebruiken
5
153