Ga als volgt te werk om de uitvoeropties te openen:
1. Open [ [ E E d d i i t t o o r r t t a a a a k k e e i i g g e e n n s s c c h h a a p p p p e e n n ] ] .
2. Klik links in het scherm op [ [ U U i i t t v v o o e e r r ] ] .
3. Gebruik de weergegeven opties om de uitvoerinstellingen aan te passen.
Een taakscheidingsblad invoegen
Geeft aan of er een scheidingsblad moet worden ingevoegd om deze taak te scheiden van de vorige
taak.
Een taakscheidingsblad invoegen:
1. Klik op [ [ U U i i t t v v o o e e r r o o p p t t i i e e ] ] .
2. Ga naar [ [ T T a a a a k k s s c c h h e e i i d d i i n n g g s s b b l l a a d d ] ] .
3. Selecteer [ [ A A a a n n ] ] uit de vervolgkeuzelijst om een scheidingsblad tussen de taken in te voegen.
4. Stel de papiereigenschappen in door de modus [ [ H H a a n n d d m m a a t t i i g g ] ] of [ [ P P a a p p i i e e r r c c a a t t a a l l o o g g u u s s ] ] te
selecteren.
5. Selecteer [ [ U U i i t t ] ] uit de vervolgkeuzelijst als u geen scheidingsblad tussen de taken wilt invoegen.
Een kopieerscheidingsblad invoegen
Bepaalt of een kopieerscheidingsblad wordt toegevoegd tussen de gesorteerde kopieën van de taak.
Een kopieerscheidingsblad invoegen:
1. Klik op [ [ U U i i t t v v o o e e r r o o p p t t i i e e ] ] .
2. Ga naar [ [ K K o o p p i i e e e e r r s s c c h h e e i i d d i i n n g g s s b b l l a a d d ] ] .