Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Aansluiting Bronenergie (Wqa) - Carrier AquaForce 61CW-Z Installatie-, Bedienings- En Onderhoudsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

4 - INSTALLATIE
Naast het afvoeren van de massaflow na een noodbediening door 
de gebruiker, moet de veiligheidsklep in staat zijn een massaflow 
af  te  voeren  die  overeenkomt  met  de  benodigde  minimale 
koudemiddelafvoercapaciteit Qmd (zie berekening veiligheidsklep 
in hoofdstuk 10).
De  warmtepomp  mag  alleen  worden  gebruikt  binnen  de 
toegestane  bedrijfsgrenswaarden  (zie  bijlage).  De  installateur/
operator moet waarborgen dat de bedrijfsgrenswaarden worden 
aangehouden. 
Houd  bij  het  selecteren  en  dimensioneren  van  de  leidingen  de 
nationale  normen,  voorschriften  en  richtlijnen  aan.  De  meest 
actuele engineerings-normen moeten worden aangehouden.
Wij  adviseren  een  hydraulische  scheiding  van  de  warmtepomp 
en het warmteverdeelnetwerk/warmteverbruikers. Deze scheiding 
kan worden gerealiseerd met een afzonderlijk verwarmingscircuit 
aangesloten op een open verdeler of een buffertank. Waarborg 
aan  de  verwarmingszijde  (condensor)  een  voldoende  groot 
buffervolume; tenminste 15 liter per kW verwarmingsvermogen. 
Een kleinere buffertank kan alleen worden gebruikt in uitzonderlijke 
gevallen  en  voor  eigen  risico  van  de  gebruiker  wanneer  het 
energieverbruik  en  het  debiet  door  de  warmtepomp-
warmtewisselaar permanent constant is..
Het bedrijfspunt (temperatuur, debiet) zoals aangegeven in
het systeemspecificatieblad moet worden aangehouden.
Altijd  moeten  het  minimale  en  het  maximale  debiet  door  de 
condensor  worden  aangehouden  tijdens  het  bedrijf  van  de 
warmtepomp zoals aangegeven op het machinespecificatieblad 
(zie bijlage). Het debiet moet tussen de gespecificeerde minimale 
en maximale waarden liggen.
De parameters zoals gespecificeerd in de systeemspecificatiebladen 
(met name temperaturen, temperatuurspreidingen, debiet) moeten 
worden  aangehouden  tijdens  bedrijf  van  de  warmtepomp. 
G e w i j z i g d e   s y s t e e m p a r a m e t e r s   k u n n e n   a n d e r e 
warmtepompvermogens en/of temperaturen tot gevolg hebben. 
Wanneer CARRIER niet tijdig is geïnformeerd over een specifiek 
bedrijfspunt/specifieke  temperatuurspreiding,  wordt  de 
warmtepomp  normaal  gesproken  gedimensioneerd  met 
temperatuurverschillen van 5 K tussen condensorinlaat en -uitlaat. 
In dit geval moeten deze waarden worden aangehouden tijdens 
het bedrijf van de warmtepomp.
Standaard heeft de warmtepomp flensaansluitingen. 
Waarborg dat deze aansluitingen niet worden verwisseld. Voor de 
positie  van  deze  aansluitingen  (inlaten  en  uitlaten),  zie  het 
maatblad  in  de  bijlage.  De  aansluitingen  moeten  zonder 
mechanische spanning en met trillingsdempende fittingen worden 
uitgevoerd.
Vermijd  bij  de  installatie  van  het  leidingwerk  overdracht  van 
contactgeluid.
Houd  bij  het  dimensioneren  van  de  cv-pomp/bufferlaadpomp 
rekening met het interne drukverschil van de warmtepompcondensor 
(conform de bedrijfspuntspecificatie). 
Verwarmingswater moet worden behandeld conform VDI 2035, 
Ö-NORM 5195 of EN 14336. De grenswaarden zoals gespecificeerd 
in tabel 1 moeten altijd worden aangehouden.
Zorg ervoor dat vuil of vreemde objecten niet de condensor kunnen 
binnendringen. Wij adviseren met nadruk dat u een filter, vuilvanger 
of  tenminste  een  zeef,  bovenstrooms  van  de  condensorinlaat 
installeert.
Zorg ervoor dat het filter goed toegankelijk is en regelmatig wordt 
gereinigd.  Een  verstopt  filter  hindert  de  warmteoverdracht 
aanmerkelijk en kan een uitschakeling door de hogedrukbeveiliging 
tot  gevolg  hebben.  Installeer  kleppen  en  thermometers  in  de 
aanvoer-  en  retourleidingen  voor  het  continu  bewaken  van  het 
waterdebiet en de bedrijfsstatus van de warmtepomp. Installeer 
op het laagste punt in het leidingwerk een afvoerleiding om het 
s y s t e e m   t e   k u n n e n   a f t a p p e n .   D i m e n s i o n e e r   h e t 
verwarmingsleidingwerk  conform  de  specificaties  van  de 
warmtepomp.
De  doorstroomsnelheid  in  de  leidingen  mag  niet  hoger  worden 
dan 1,0 m/s (geluid/drukverlies). 
Houd voor wat betreft de temperatuurspreiding, rekening met de 
benodigde  koeling  van  de  buffertank:  ervan  uitgaand  dat  de 
verwarmingswaterbuffertank volledig is geladen tot de benodigde 
temperatuur, moet dan de warmtepomp stoppen (via ON/OFF op 
afstand)  tot  de  buffertank  weer  voldoende  is  afgekoeld  of  het 
systeem  weer  kan  werken  met  de  gedimensioneerde 
temperatuurspreiding. Wanneer bijvoorbeeld de doeltemperatuur 
85 °C is en de temperatuurspreiding tussen condensorinlaat en 
condensoruitlaat  is  10  K,  mag  de  warmtepomp  alleen  draaien, 
wanneer de temperatuur aan de condensorinlaat 75 °C of lager 
is (zie ook hoofdstuk 6.2).
Voor  de  inbedrijfstelling  van  de  warmtepomp  moet  worden 
gewaarborgd,  dat  het  condensorcircuit  geen  lucht  of  andere 
gassen  bevat  en  het  verbruikssysteem  de  bedrijfsdruk  heeft 
bereikt.
LET OP! De waterkwaliteit moet regelmatig worden
gecontroleerd. Aanslag of zure afzettingen kunnen de conditie
en de werking van de warmtewisselaar nadelig beïnvloeden.
LET OP! Ontoelaatbare media en substanties die daarin
aanwezig kunnen zijn, kunnen componenten in het
hydraulisch circuit onherstelbaar beschadigen. Abrasieve
vaste stoffen (bijv. zand) vergroten de slijtage.
Overmatig  hard  water  kan  resulteren  in  afzettingen  op  de 
binnenwand van de leidingen, waardoor de verwarmingsprestaties 
nadelig worden beïnvloed. 
De  warmtewisselaar  mag  niet  worden  blootgesteld  aan 
dynamische of lokale belastingen. Overmatige dynamische druk 
en waterslag kan de warmtewisselaar beschadigen.
Overschrijden van het maximaal toegestane debiet kan erosie en 
schade aan de condensor veroorzaken.
Na  het  aftappen  van  het  condensorwatercircuit,    moeten  de 
condensorbuizen  zorgvuldig  worden  gedroogd  om  corrosie  te 
voorkomen.
Pompcavitatie  en  gas  in  het  hydraulisch  circuit  moet  worden 
voorkomen.
Gedurende  langere  stilstandtijden  moet  de  warmtewisselaar 
geheel worden gevuld of geheel worden afgetapt en gedroogd.
WAARSCHUWING! Open de warmtewisselaar nooit onder
druk. Risico voor brandwonden.

4.6 - Aansluiting bronenergie (WQA)

Het  dimensioneren  en  installeren  van  het  bronsysteem  is  de 
verantwoordelijkheid  van  de  installateur  en  moet  worden 
uitgevoerd conform de richtlijnen van CARRIER.
De  installateur  moet  alle  componenten  die  nodig  zijn  voor  het 
hydraulisch  circuit  dimensioneren  en  installeren  (bijv. 
overstortventiel, expansievat, ontluchtingsventiel, enz.). 
WAARSCHUWING! De maximale drukgrenswaarde en de
m a x i m a a l
t o e g e s t a n e
warmtepompverdamper, zoals gespecificeerd in de
machinespecificaties (zie bijlage), mogen nooit worden
overschreden. Dit geldt altijd, onafhankelijk of de warmtepomp
in bedrijf is of niet en of het warmteoverdrachtmedium in de
verdamper wel of niet stroomt.
t e m p e r a t u u r
v a n
d e
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave