Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bedrijf; Herstart; Regeling; Verbinden Met Een Bms - Carrier AquaForce 61CW-Z Installatie-, Bedienings- En Onderhoudsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

6 - BEDRIJF

Bedienings- en storingsdisplay:
De warmtepomp is uitgerust met een geïntegreerd storingsdisplay.
De bedrijfscondities en de storingen worden gedetailleerd getoond 
op het touchscreen van de warmtepomp.
Wanneer  de  oorzaak  van  de  storing  is  weggenomen,  kan  het 
systeem via een RESET weer worden geactiveerd.
Wanneer  de  bewakingsinrichtingen  voor  draaiveld,  oliepeil, 
olietemperatuur  of  wikkelingstemperatuur  reageren,  moet  dit, 
nadat  de  storing  is  opgelost,  worden  bevestigd  met  de 
sleutelschakelaar op het front van de schakelkast.
Zie de beschrijving van de regelaar voor een gedetailleerde uitleg 
van de bediening van de warmtepomp met het touchscreen in de 
bijlage (hoofdstuk 10).

6.1 - Herstart

Voor het inschakelen van het systeem, moet de gebruiker/
klant het volgende controleren en (indien nodig) repareren
of corrigeren aan beide zijden van de warmtepomp:
Systeemdruk, werking van het expansievat, ontluchting, debiet 
Controleer of alle afsluiters open zijn 
Controleer de voedingsspanning
Controleer of de regelaar is ingesteld op de gewenste bedrijfsmodus
Bovendien voor brijn/water-warmtepompen:
Systeemdruk, vorstbeschermingsadditief
Bovendien voor water/water-warmtepompen:
Filter, waterkwaliteit
De  warmtepomp  wordt  ingeschakeld  met  de  hoofdschakelaar 
(AAN/UIT)  die  zich  op  de  voorzijde  van  de  regelkast  van  de 
warmtepomp  bevindt.  Na  de  voorverwarmingsperiode  (zie 
hoofdstuk 5) kan de warmtepomp worden gestart met de ON-toets 
op het touchscreen.
Indien correct geïnstalleerd, werkt de warmtepomp volautomatisch 
en zonder interactie met de gebruiker.
WAARSCHUWING! Tijdens bedrijf en tussentijdse stops, zijn
de oppervlakken van de warmtepomp heet. Gevaar voor
brandwonden bij contact met aansluitingen van de
warmtepomp!

6.2 - Regeling

Afhankelijk van de regelmodus, kan de warmtepomp automatisch 
het verwachte of gewenste doel realiseren. Het kan ook de regeling 
van de pompen aan de bron- en condensorzijde aansturen, zodat 
deze ook automatisch werken.
Bij systemen waarbij de buffertanktemperaturen worden bewaakt 
door de warmtepomp, moeten passende posities worden gekozen 
voor de buffersensoren.
Het is vaak nodig of gewenst om de warmtepomp te regelen via 
een extern gebouwbeheerssysteem (BMS).  
In alle gevallen moet de warmtepomp tenminste gedurende 10 
minuten werken en dan stilstaan gedurende tenminste 6 minuten!
14
6.2.1 - Temperatuurregeling (standaardwaarden):
Afhankelijk  van  de  gekozen  regelmodus,  kan  een  gewenste 
waarde voor de verdamper- of condersorinlaat- of -uitlaattemperatuur 
worden gespecificeerd op de regelaar. Het volgende is mogelijk:
■ Vaste gewenste waarde (ingesteld door onze klantenservice 
op administratorniveau tijdens de inbedrijfstelling)
■ Externe  gewenste  waarde  met  0-10  V  signaal  via  analoge 
ingang
- Een  gewenste  waardebereik  is  toegekend  aan  het 
gespecificeerde ingangssignaal (bijv.: 0 V = 75 °C; 10 V = 
92  °C).  Conform  de  gewenste  waarde  aan  de  ingang  (± 
hysterese), worden de compressor en, indien van toepassing, 
de  bron-  en  condensorpompen  gestart  door  de  interne 
regeleenheid en weer uitgeschakeld wanneer de gewenste 
waarde is bereikt. 
- Het gewenste waardebereik kan het jaarlijkse behoefteprofiel 
beslaan  om  ook  aan  een  koelbehoefte  te  voldoen.  In  dat 
geval  is  een  tweede  digitaal  ingangssignaal  nodig  om  de 
bedrijfsmodus te definiëren (bijv. 0 = verwarmingsbedrijf, 1 
= koelbedrijf). 
- Afhankelijk  van  de  parameterinstellingen,  is  0-10  V  in  de 
koelmodus dan afhankelijk van een gewenste waarde (aan 
de  verdamperzijde)  van  bijv.  10  –  18  °C,  en  in  de 
verwarmingsmodus (aan de condensorzijde) van bijv.: 80 – 
92°C.
■ Externe  gewenste  waarde  met  4-20  mA  signaal  via  analoge 
ingang (zie beschrijving hierboven)
■ Externe gewenste waarde via Modbus-interface

6.2.2 - Verbinden met een BMS:

Naast  de  gewenste  waarde-ingang,  biedt  de  regeleenheid  de 
volgende ingangen en uitgangen:
Ingangen:
■ Extern alarm (de warmtepomp stopt)
■ Omschakeling tussen verwarmen en koelen
■ Aan/uit op afstand
- Met deze ingang kan de warmtepomp worden ingeschakeld 
of  uitgeschakeld  via  een  digitaal  ingangssignaal.  De 
warmtepomp start alleen wanneer het inschakelsignaal actief 
is en aan de bedrijfscondities is voldaan.
- Om pendelen van de warmtepomp te voorkomen, verdient 
het aanbeveling om het inschakelsignaal van de warmtepomp 
uit te schakelen zodra bedrijfscondities optreden 
• die afwijken van de bedrijfspunten zoals vastgelegd in het 
systeemspecificatieblad en/of 
• die buiten de toegestane bedrijfsgrenswaarden liggen. 
Het inschakelsignaal moet alleen weer worden geactiveerd, 
wanneer  de  temperaturen  het  bedrijf  van  de  warmtepomp 
toestaan gedurende tenminste de minimale draaitijd. 
- Zolang het inschakelsignaal aanwezig is en de warmtepomp 
de  circulatiepompen  regelt  (zie  hieronder),  zijn  de 
circulatiepompen actief om continu de juiste bedrijfscondities 
(aanvoertemperatuur) te realiseren.  

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave