Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Carrier AquaForce 61CW-Z Installatie-, Bedienings- En Onderhoudsinstructies pagina 15

Inhoudsopgave

Advertenties

6 - BEDRIJF
Uitgangen:
■ Compressor statusmelding (compressor draait)
■ Storingsmelding (warmtepomp in storing)
■ Melding  bedrijfsgereedheid  (de  warmtepomp  is  gereed  voor 
bedrijf,  d.w.z.  ingeschakeld  en  storingsvrij,  en  kan  op  elke 
willekeurig moment worden gestart via afstands-ON/OFF)
■ Compressor draait op 100% vermogen 
■ Maakt  externe  regeling  mogelijk  van  een  driewegklep  op  de 
condensor  (wanneer  de  driewegklep  niet  wordt  geschakeld 
door de warmtepomp) 
■ Maakt  externe  regeling  mogelijk  van  een  driewegklep  op  de 
verdamper  (wanneer  de  driewegklep  niet  wordt  geschakeld 
door de warmtepomp) 
■ 0-10 V verschiltemperatuur, condensor (pompregeleenheid)
■ 0-10 V verschiltemperatuur, verdamper (pompregeleenheid)
6.2.3 - Regeling van randapparatuur:
In  dit  verband  zijn  randapparaten  de  circulatiepompen  aan  de 
aanvoer- (verdamper) en condensorzijde.
Regeling door CARRIER-warmtepomp:
De externe bron- en condensorpompen kunnen worden geregeld 
door  de  warmtepompregelaar.  De  benodigde  voorloop-  en 
nalooptijden  worden  ingesteld  door  de  klantenservice  van 
CARRIER voor elke specifieke toepassing.
Het type regeling is omschreven in het systeemspecificatieblad. 
Regeling via extern gebouwbeheerssysteem:
Het  externe  BMS  regelt  de  gewenste  waarde,  bestuurt  de 
randapparatuur (pompen, luchtkleppen, ventielen, enz.) en vraagt 
alleen actieve verwarming of koeling van de warmtepomp.
Binnen  deze  context  moeten  alleen  de  volgende  functies  zijn 
gewaarborgd.:
■ De bronpomp moet circa 1,0 minuut voor het inschakelen van 
de warmtepomp worden ingeschakeld en moet circa 1,0 minuut 
uitlopen nadat de compressor is gestopt (feedback-signaal).
■ De  condensorpomp  (verbruikszijde)  moet  tenminste  30 
seconden voor de compressor starten en minimaal 30 seconden 
uitlopen.
■ De  compressor  mag  niet  meer  dan  4  keer  per  uur  worden 
ingeschakeld.
■ De standaard minimale bedrijfstijd mag niet korter zijn dan 10 
minuten.
Voor zover nodig, ontvangt het externe BMS een feedback-signaal 
over  de  actuele  bedrijfsstatus  van  de  compressor  via  een 
potentiaalvrij  contact  (standby,  compressor  draait  of 
veiligheidsuitschakeling). De bron- en de condensorpomp moeten 
altijd draaien wanneer de compressor in bedrijf is om storingen 
en schade aan de warmtepomp te voorkomen. Wij adviseren de 
voorloop- en nalooptimers te koppelen om signaaloverdracht en 
feedbacksignalen mogelijk te maken.
Wanneer  de  bron-  en  condensorpompen  nog  andere  functies 
hebben behalve voor de warmtepomp, is het nuttig om de externe 
BMS deze circulatiepompen te laten regelen.
Regelen van driewegkleppen door de CARRIER-
warmtepomp:
De warmtepompregelaar kan de voedingsspanning naar en het 
schakelen van de externe driewegmengkleppen (aandrijvingen) 
aansturen, zowel aan de bron- als aan de condensorzijde. In de 
standaard  uitvoering  levert  de  warmtepomp  een  0-10  V 
regelsignaal voor het schakelen van de driewegkleppen aan de 
verdamper- en/of condensorzijde. 
Als  optie  kan  ook  een  4-20  mA-signaal  worden  geleverd.   
De  driewegkleppen  moeten  zodanig  met  de  aandrijvingen  zijn 
geïnstalleerd, dat deze 100% zijn geopend naar een hydraulisch 
systeem  aan  de  bron-  of  verbruikszijde  bij  een  10  V  signaal. 
Wanneer het regelsignaal 0 V is, moeten de kleppen volledig zijn 
geopend naar de bypass toe (kortgesloten circulatie). 
Een voedingsspanning is aanwezig om de driewegkleppen aan 
te drijven. Deze kan 24 V DC (standaard) of 24 V AC zijn.
De  voedingsspanning  en  het  regeltype  zin  gedefinieerd  in  het 
s y s t e e m s p e c i f i c a t i e b l a d   e n   k u n n e n   a f w i j k e n   v a n   d e 
standaarduitvoering.
De driewegkleppen moeten een bewegingstijd hebben (tijd van 
volledig  geopende  naar  volledig  gesloten  status  en  vice  versa) 
van maximaal 30 seconden, 16 seconden is beter.
6.2.4 - Buffervat
De  tekst  hierna  beschrijft  als  voorbeeld  de  warmtepomp  in  de 
verwarmingsmodus (gewenste waarde op condensoruitlaat), maar 
g e l d t   o o k   v o o r   d e   k o e l m o d u s   ( g e w e n s t e   w a a r d e   o p 
verdamperuitlaat). 
Houd er rekening mee, dat afhankelijk van het hydraulisch systeem 
en  de  temperatuurspreiding,  de  gewenste  waarde  voor  de 
warmtepomp (condensoruitlaat) over het algemeen hoger moet 
zijn  dan  de  gewenste  temperatuur  in  de  buffertank.  Wanneer 
bijvoorbeeld  in  de  buffertank  een  temperatuur  van  60  °C  moet 
worden bereikt moet de gewenste waarde van de warmtepomp 
>60 °C worden ingesteld (temperatuurverhoging). 
Wanneer  de  buffertank  is  verwarmd  tot  ongeveer  de  gewenste 
doeltemperatuur  en  de  warmtepomp  is  uitgeschakeld,  moet  de 
warmtepomp uitgeschakeld blijven (via de AAN/UIT op afstand) 
tot  de  buffertank  weer  is  afgekoeld  of  tot  gespecificeerde 
temperatuurspreiding  weer  kan  worden  geregeld  gedurende 
tenminste de minimale looptijd. 
Wanneer bijvoorbeeld de doeltemperatuur voor de condensoruitlaat 
60 °C is, en de temperatuurspreiding tussen condensorinlaat en 
condensoruitlaat  is  10  K,  mag  de  warmtepomp  alleen  draaien, 
wanneer de temperatuur aan de condensorinlaat 50 °C of lager 
is.
Wanneer bijvoorbeeld de doeltemperatuur voor de verdamperuitlaat 
8 °C is, en de temperatuurspreiding tussen verdamperinlaat en 
verdamperuitlaat  is  10  K,  mag  de  warmtepomp  alleen  draaien, 
wanneer de temperatuur aan de verdamperinlaat 18 °C of hoger 
is.
15

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave