Belangrijk: Zorg ervoor dat de brandstofafsluit-
klep is gesloten voordat u de machine transporteert
of stalt omdat er benzine uit de machine kan
lekken. Stel de parkeerrem in werking voordat u
de machine transporteert. Verwijder het sleuteltje
omdat de kans bestaat dat de brandstofpomp in
werking blijft waardoor de accu kan ontladen.
Het Veiligheidssysteem
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van
de interlockschakelaars en vervang
beschadigde schakelaars voordat u de
machine weer in gebruik neemt.
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
• De parkeerrem in werking is gesteld.
• De aftakasschakelaar is ingeschakeld.
• De rijhendels in de vergrendelde neutraalstand
staan.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor
wordt gestopt wanneer de tractiehendels uit de
vergrendelstand worden gezet als de parkeerrem in
werking is gesteld of als u de bestuurdersstoel verlaat
terwijl de aftakas is ingeschakeld.
De urenteller is voorzien van symbolen om
de gebruikers op de hoogte te stellen als het
veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het
veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt, wordt
er een driehoekje verlicht in het betreffende hokje.
G009181
1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem
zich in de juiste stand bevindt
Veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als
het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt
beschreven, moet u het direct laten repareren door een
erkende Service Dealer.
1. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de aftakasschakelaar in. Probeer
de motor te starten; de motor mag nu niet gaan
draaien.
2. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de aftakasschakelaar uit. Beweeg
een van beide rijhendels (uit de vergrendelde
neutraalstand). Probeer de motor te starten; de
motor mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de
andere rijhendel.
3. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking, schakel de aftakasschakelaar uit en zet
de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand.
Start nu de motor. Laat de motor lopen en zet de
parkeerrem vrij, schakel de aftakasschakelaar in
en kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De
motor moet afslaan.
4. Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking, schakel de aftakasschakelaar uit en zet de
rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start
nu de motor. Als de motor loopt, centreert u een
van beide rijhendels en beweegt u deze (vooruit of
achteruit). De motor moet nu stoppen. Herhaal
deze procedure bij de andere rijhendel.
5. Neem plaats op de stoel, zet de parkeerrem vrij,
schakel de aftakasschakelaar uit en zet de rijhendels
in de vergrendelde neutraalstand. Probeer de motor
te starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
22
Figuur 21
1