5
Werking meter
Zorg ervoor dat u, voordat u het apparaat gaat gebruiken, alle instructies, gevareninforma-
tie, waarschuwingen, opmerkingen en juridische informatie hebt doorgelezen en begrepen,
en dat u deze opvolgt en in acht neemt.
OPM.
Wanneer de meter niet wordt gebruikt, dient de functieschakelaar in de stand UIT te staan.
Bij het aansluiten van de testkabels naar het te testen apparaat sluit u de negatieve kabel
aan voordat u de positieve kabel aansluit. Wanneer u de testkabels verwijdert, verwijdert u
de positieve kabel voordat u de negatieve kabel verwijdert.
Vóór en na meting van gevaarlijke spanningsniveaus dient u de spanningsfunctie op een
bekende bron te testen (bijvoorbeeld op netspanning) om de juiste werking van de meter
vast te stellen.
5.1 Meter inschakelen
Zet de functieschakelaar in een willekeurige stand om de meter IN te
schakelen.
Als het pictogram voor lage batterijspanning wordt weergegeven of als de me-
ter niet wordt ingeschakeld, vervangt u de batterijen. Zie hoofdstuk 11, Onder-
houd, voor meer informatie over vervanging van de batterijen.
5.2 Automatische uitschakeling (APO, Auto Power Off)
De APO-functie schakelt de meter na ongeveer 10 minuten (standaard) inacti-
viteit UIT. De APO-timer kan worden ingesteld van 1 tot 99 minuten (zie het
hoofdstuk Menu Programming). De meter geeft een geluidssignaal om u te
waarschuwen wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld. Druk op een wille-
keurige knop om de APO-tijd te verlengen voordat de meter wordt
uitgeschakeld.
5.3 Automatische en handmatige bereiken
De meter gebruikt standaard automatische bereiken. Als u handmatig een
meetbereik wilt selecteren, drukt u kort op de toets RANGE om de automati-
sche modus te verlaten. Druk vervolgens enkele keren kort op deze toets om
#NAS100017; r. AB/76074/76087; nl-NL
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
11