Hoofdstuk 3
5. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.
Opmerking Als het afdrukmateriaal langer is dan 279 mm (11 inch), trekt u het
verlengstuk uit tot in de maximum positie. Zorg ervoor dat de flap aan het uiteinde
van het verlengstuk niet omhoog is gebracht, anders hindert de flap het papier
dat wordt uitgeworpen.
De afdrukinstellingen wijzigen
U kunt de afdrukinstellingen (zoals papierformaat of -soort) wijzigen vanuit een
toepassing of de driver van de printer. Wijzigingen in een toepassing hebben voorrang
op wijzigingen in de driver van de printer. Als u toepassing hebt afgesloten, worden de
standaardinstellingen van de driver echter hersteld.
Opmerking Afdrukinstellingen die van toepassing zijn op alle afdruktaken moeten
worden geselecteerd in de driver van de printer.
Raadpleeg de online Help bij de printerdriver van Windows voor meer informatie over
de functies van de driver. Voor meer informatie over het afdrukken vanuit een
specifieke toepassing kunt u de documentatie van de betreffende toepassing
raadplegen.
•
De instellingen voor de huidige opdrachten wijzigen vanuit een toepassing (Windows)
•
De standaardinstellingen wijzigen voor alle komende opdrachten (Windows)
•
Instellingen wijzigen (Mac OS X)
De instellingen voor de huidige opdrachten wijzigen vanuit een toepassing
(Windows)
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Klik in het menu Bestand op Afdrukken en klik vervolgens op Instellingen,
Eigenschappen of Voorkeuren. (Specifieke opties kunnen afwijken, afhankelijk van
de software die u gebruikt.)
3. Kies de gewenste snelkoppeling voor afdrukken en klik op OK, Afdrukken of een
gelijkaardige taak.
26
Het apparaat gebruiken