Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Honda Selectable Torque Control
GL1800/DA
Als de Honda Selectable Torque Control wielspin
van het achterwiel detecteert tijdens acceleratie,
wordt het koppel naar het achterwiel verlaagd
gebaseerd op het Torque Control-niveau dat is
ingesteld volgens de geselecteerde rijmodus.
Torque Control laat enige wielspin tijdens
acceleratie toe bij lage instellingen van het
Torque Control-niveau. Selecteer een rijmodus
die geschikt is voor de rijomstandigheden.
P. 126
2
Torque Control werkt niet tijdens het vertragen
en voorkomt niet dat het achterwiel wegglijdt
tijdens het remmen op de motor. Sluit de
gashendel niet abrupt, zeker niet wanneer u op
gladde oppervlakken rijdt.
20
Torque Control biedt mogelijk geen compensatie
voor een ruw wegdek of snelle bediening van de
gashendel. Houd altijd rekening met de weg- en
weersomstandigheden en uw vaardigheden en
conditie als u de gashendel bedient.
Als uw motorfiets is vastgelopen in modder,
sneeuw of zand, kunt u hem gemakkelijker
losrijden door Torque Control tijdelijk uit te
schakelen.
P. 35
2
Het tijdelijk uitschakelen van Torque Control kan
ook helpen om de controle en het evenwicht te
bewaren wanneer u op terrein rijdt.
Gebruik altijd de aanbevolen banden voor een
juiste werking van Torque Control.
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem (TPMS)
Uw motorfiets is uitgerust met een
bandenspanningswaarschuwingssysteem (TPMS)
dat steeds wordt ingeschakeld wanneer u met
de motorfiets begint te rijden en dat de spanning
in de banden tijdens het rijden bewaakt.
Bandenspan-
ningssensor
Ventiel
Elke band heeft zijn eigen druksensor. Als de
luchtdruk van een band zeer laag wordt tijdens
het rijden, stuurt de sensor in de betreffende
band een signaal waardoor de indicator lage
bandenspanning gaat branden.
Aanpassen van het TPMS-systeem op uw
motorfiets kan de systemen onklaar maken.