Indicator koppelingstemperatuur
GL1800BD/DA
De indicator koppelingstemperatuur knippert als
de koppelingstemperatuur ongewoon hoog
wordt.
Als de indicator knippert, zet dan de motorfiets
veilig aan de kant van de weg, schakel de
transmissie naar neutraal en laat vervolgens de
motor stationair draaien.
Wanneer de indicator uit gaat, kan het rijden
opnieuw worden gestart.
Als dit zich vaak voordoet, neem dan contact op
met uw dealer.
LET OP
Het blijven rijden met een hoge koppelingstemperatuur kan
ernstige beschadiging van de koppeling veroorzaken.
Waarschuwingsindicatoren branden of knipperen
Indicator lage bandenspanning
Als de indicator lage bandenspanning knippert,
controleer uw banden dan zo snel mogelijk.
Als de indicator lage bandenspanning constant
brandt, dan is de spanning van één of meer
banden onvoldoende. U moet stoppen en de
banden zo snel mogelijk laten controleren.
Zie "Noodreparatie met gebruik van
bandenreparatiekit" voor meer informatie over
tijdelijke reparatie.
P. 203
2
Controleer de bandenspanning wanneer de
banden koud zijn. (Dit betekent dat de
motorfiets ten minste 3 uur geparkeerd
heeft gestaan.)
Stel indien nodig af op de aanbevolen
bandenspanning.
P. 250, 252
2
Als de indicator lage bandenspanning knippert
of gaat branden terwijl u verder rijdt, gaat de
indicator lage bandenspanning in sommige
gevallen uit. De bandenspanning van beide
banden moet nog steeds worden gecontroleerd
nadat de banden zijn afgekoeld, omdat lucht in
de banden uitzet bij warmte.
u
Indicator koppelingstemperatuur
Als de indicator lage bandenspanning niet uit
gaat nadat de banden tot de voorgeschreven
waarden zijn opgepompt, laat uw dealer het
systeem dan zo snel mogelijk controleren.
Rijden op een te zachte band kan leiden tot
oververhitting van de band en tot een lekke band.
Een zachte band verhoogt ook het
brandstofverbruik, vermindert de levensduur van het
loopvlak en kan van invloed zijn op het weggedrag
van de motorfiets en de mogelijkheid om te stoppen.
De indicator lage bandenspanning kan
onverwacht gaan branden, omdat de
bandenspanning varieert afhankelijk van
temperatuur en andere omstandigheden.
Houd er rekening mee dat het TPMS geen
vervanging is voor correct bandenonderhoud en dat
de bestuurder verantwoordelijk is voor het behoud
van de juiste bandenspanning, zelfs als de band nog
niet zacht genoeg is voor het inschakelen van de
indicator lage bandenspanning.
Als u bijvoorbeeld de banden controleert en
oppompt in een warme omgeving en vervolgens
onder extreem koude weersomstandigheden gaat
rijden, dan zal de bandenspanning lager zijn dan
gemeten en wellicht te zacht zijn opgepompt,
waardoor de indicator lage bandenspanning gaat
branden. De bandenspanning kan ook te hoog zijn
als u deze controleert en aanpast onder koelere
omstandigheden en vervolgens in extreme hitte gaat
rijden. De indicator lage bandenspanning gaat echter
niet branden als de banden te hard zijn opgepompt.
191