5) Het Brigade MDR 400-seriesysteem voor digitaal opnemen is ontworpen voor gebruik door commerciële voertuigen en machine-uitrusting.
Om het systeem correct te installeren is een goede kennis nodig van de elektrische systemen en de procedures van het voertuig en van de
installatieprocedure zelf.
6) Bewaar deze instructies op een veilige plaats, zodat u deze binnen handbereik hebt wanneer u onderhoud wilt plegen of het product opnieuw
wilt installeren.
14.2 Onderhoud en testen
Deze informatie is bedoeld voor de bediener voor het onderhouden en testen van een voertuig waarin het Brigade MDR 400-seriesysteem is
geïnstalleerd. Het is ook bedoeld om de bediener kennis te laten maken met de functies en eigenschappen van het systeem. De inspecties
moeten in de volgende omstandigheden vaker worden uitgevoerd:
•
Wanneer het voertuig in zeer vuile of zware omgevingen werkt.
•
Wanneer de bediener het idee heeft dat het systeem niet werkt of beschadigd is.
Procedure:
1) Reinig de cameralens en de behuizing van eventuele ophopingen van vuil, modder, sneeuw, ijs of andere resten.
2) Inspecteer de camera's en de MDR-eenheid visueel en controleer of ze goed aan het voertuig zijn bevestigd en niet zijn beschadigd.
3) Inspecteer de systeemkabels visueel en controleer of ze goed zijn aangesloten en niet zijn beschadigd.
4) Controleer of het gebied vòòr de camera's vrij is van obstakels en of de camera's het juiste gebied dekken om objecten te waarnemen.
Als het systeem niet door alle testen komt, moet u de desbetreffende paragrafen van deze instructiehandleiding doornemen en bij twijfel contact
opnemen met Brigade.
5) Activeer het Brigade MDR 400-seriesysteem en ga na of de LED's (aan de voorkant van de MDR-eenheid) in onderstaande volgorde
branden: Aan/Uit ononderbroken blauw; harde schijf ononderbroken blauw (MDR-408) groen (MDR-404); SD knippert onregelmatig groen
(alleen MDR-408); REC ononderbroken groen; GPS knipperend groen met intervallen van 2 seconden. REC LED geeft elke soort opname aan
(SD of harde schijf). MDR-408xx-1000 heeft ongeveer 90 seconden en MDR-404xx-500 ongeveer 75 seconden nodig om harde-schijfopnamen
te maken na een controle van het bestandssysteem.
6) Deze testen kunnen alleen worden uitgevoerd wanneer de MDR-video-uitvoer op een Brigade-monitor te zien is. Controleer of zowel de SD-
kaart als de harde schijf aan het opnemen zijn. Een rode letter R geeft aan dat de harde schijf bezig is met opnemen en een blauwe R dat de
SD-kaart aan het opnemen is.
7) Afhankelijk van de configuratie kunnen er ook andere testen worden uitgevoerd. Als bijvoorbeeld Videoverlies (Video Loss) is geactiveerd,
wordt elke losgekoppelde of defecte camera gedetecteerd.
8) Het is ook mogelijk dat er een sensortrigger is geactiveerd. bijvoorbeeld als er een bepaalde trigger wordt ingesteld om een kanaal op
volledig scherm te zetten of een alarm in te stellen. Dit wordt geïdentificeerd door het kanaal dat het volledige scherm in beslag neemt of door
een rode letter A (als een Brigade-monitor is aangesloten).
9) De werking van de GPS, G-sensor, voedingsspanning en verwarming kan eenvoudig worden nagegaan door op de knop ENTER op de
afstandsbediening te drukken (mits een Brigade-monitor is aangesloten).
15 Algemeen antennerichtlijnen
(a) Zorg dat de kabel:
• goed is vastgezet maar niet gespannen of beschadigd is
• zo is gelegd, dat scherpe bochten worden voorkomen
• daar waar mogelijk, niet parallel loopt met de voertuigbedrading
• zo ver mogelijk uit de buurt ligt van mogelijke elektronische modules
(b) Overtollige coaxiale kabel mag niet worden opgerold, omdat dit de afstemming van de antenne kan beïnvloeden en elektrische
stoorsignalen kan veroorzaken. Overtollige kabel moet over een groter gebied worden gelegd, zodat potentiele lusvorming wordt
voorkomen.
(c) Voor het aansluiten aan de uitrusting moet het antennesysteem met gelijkstroom op doorgang en evt. kortsluiting worden getest aan de
uitrustingszijde van de coaxiale kabel.
(d) Antenneposities moeten zo worden gekozen, dat de best mogelijk scheiding ontstaat tussen de antennes, met tegelijk een voldoende grote
basisplaat voor elk hiervan. Elke antenne moet op minimaal 50 cm afstand staan, waar mogelijk. Dit is inclusief evt. al op het voertuig
gemonteerde antennes, bijv. voor radio, telefoon en GPS-apparatuur.
(e) Maak een korte opname en speel deze af, om te controleren of de opname geen stoorsignalen bevatten of deze veroorzaken. EMC
problemen kunnen stoorsignalen veroorzaken bij amusementselektronica of andere elektrische voertuiguitrusting. Ook kan de antenne
stoorsignalen van het voertuig of andere gemonteerde extra apparatuur, zoals lichtbalken, GPS-eenheden en andere (computer)
apparatuur, oppakken en dit doorgeven als stoorsignalen bij de radioapparatuur. Herpositionering kan noodzakelijk zijn.
69