4.2.6
Bewegingsdetectie
(a) U activeert en configureert de bewegingsdetectiefuncties door te bladeren naar Settings (Instellingen) Event (Gebeurtenis) Camera.
Nu verschijnt Instellingen voor cameragebeurtenissen Afbeelding 43:
Instellingen voor cameragebeurtenissen
Afbeelding 43
(b) ENABLE (Activeer) wordt gebruikt voor het in-/uitschakelen van een camerafunctie.
(c) Bewegingsdetectie kan per kanaal worden geactiveerd. Bij elk kanaal kun u kiezen tussen verschillende gevoeligheden en
detectiegebieden. Zie Instellingen voor cameragebeurtenissen Afbeelding 43.
(d) Bewegingsdetectie heeft twee activeringsopties, ALWAYS (ALTIJD) en SHUTDOWN DELAY (UITSCHAKELVERTRAGING). ALWAYS
(ALTIJD) maakt bewegingsdetectie mogelijk als de MDR aan is. SHUTDOWN DELAY (UITSCHAKELVERTRAGING) maakt MDR
bewegingsdetectie mogelijk tijdens de gespecificeerde uitschakelvertragingstijd aan is.
(e) Selecteer eerst het kanaal en de gevoeligheid (1 staat voor een hoge gevoeligheid en 4 voor de laagste).
(f) Selecteer SETUP (INSTELLEN) en gebruik de pijlen op de afstandsbediening om de gewenste cellen te selecteren. Rode cellen zijn cellen
waar detectie plaatsvindt.
(g) Met de knop ENTER kunt u schakelen tussen het selecteren en deselecteren van cellen.
(h) Druk op SAVE (OPSLAAN) aan de onderkant van elke pagina voor het verlaten.
(i) In Initiële instellingen voor bewegingsdetectie Afbeelding 44, is de bovenkant van de afbeelding volledig geselecteerd voor het detecteren
van bewegingen. Het bewegingsdetectiegebied instellen Afbeelding 45 toont een "T"-vormig vlak dat is uitgesloten van de
bewegingsdetectie. Over het algemeen is gevoeligheidsniveau 1 een typische optie voor het detecteren van onverwachte bewegingen.
(j) In Instellingen voor cameragebeurtenissen Afbeelding 43 moeten gebruikers MOTION (BEWEGING) activeren. Door ervoor te kiezen om
ALARM te activeren, wordt de opname voor een dergelijke gebeurtenis als een alarm beschouwd.
(k) Deze kan over de functie LOCK (VERGRENDELEN) beschikken (zie LOCKED FILE RETENTION (VERGRENDELDE BESTANDEN
BEHOUDEN) in paragraaf 4.1.1 Opties). Als u het alarm op de monitor wilt weergeven (waarbij de letters MD op het scherm verschijnen),
moet u de OSD configureren waarbij ALARM kan worden ingesteld op TRIGGER of FIXED (VAST) (zoals uitgelegd in 4.1.2 OSD-overlay).
Zie paragraaf 4.2.2 waarin u kunt lezen wanneer dit alarm alarmuitgangen of momentopnamen moet activeren.
4.2.7
Spanning
(a) Laagspanningsbeveiliging Afbeelding 46 toont het hoofdvenster dat wordt weergegeven door bladeren naar Settings (Instellingen)
Event (Gebeurtenis) Voltage (Spanning):
(b) U activeert de laagspanningsbeveiliging door de functie ENABLE (INSCHAKELEN) voor de cel op On (Aan) in te stellen.
(c) Met deze functie wordt de MDR uitgeschakeld wanneer de toevoerspanning onder de opgegeven waarde daalt tot onder de waarde van
LOW VOLTAGE (LAGE SPANNING).
(d) De VOLTAGE OF START (STARTSPANNING) is de minimale spanning die vereist is om de MDR in te schakelen (On) na een
uitschakeling door laag voltage.
(e) De MDR controleert deze waarde (voor inschakeling) om na te gaan of de accu is opgeladen/teruggeplaatst en goed werkt. De functie
SHUT DOWN DELAY (UITSCHAKELVERTRAGING) geeft op hoe lang de MDR aftelt voordat deze wordt uitgeschakeld (aangeduid in
minuten).
(f) In dit voorbeeld is de standaardwaarde van 21 V van VOLTAGE OF START (STARTSPANNING) blijven staan .
(g) Het bereik van de OBSERVE TIME (OBSERVEERTIJD) is 1-300 minuten. Deze optie geeft aan hoe lang een spanning die lager is dan
LOW VOLTAGE (LAGE SPANNING), moet worden geobserveerd voordat de SHUT DOWN DELAY (UITSCHAKELVERTRAGING) wordt
gestart.
(h) Als de MDR werkt op een voeding van 12 V, is de minimale LOW VOLTAGE (LAGE SPANNING) 8 V en het VOLTAGE OF START
(STARTSPANNING) maximaal 13 V.
(i) Werkt de MDR op een voeding van 24V, dan is de minimale LOW VOLTAGE (LAGE SPANNING) 16 V en het VOLTAGE OF START
(STARTSPANNING) maximaal 26 V.
Voorgestelde instellingen voor laagspanningsbeveiliging (Opmerking: Controleer of deze geschikt zijn voor het desbetreffende voertuig):
12V voertuigen
Laagspanning: 11,7 V
Startvoltage: 12,5 V
Observeertijd: 15 minuten
Uitschakelvertraging: 5 minuten
Initiële instellingen voor
bewegingsdetectie Afbeelding 44
Laagspanningsbeveiliging Afbeelding 46
Laagspanning: 23,7V
Startvoltage: 24,5V
Observeertijd: 15 minuten
Uitschakelvertraging: 5 minuten
Het bewegingsdetectiegebied instellen
Afbeelding 45
24V voertuigen
23