Opmerking:
Wanneer in dit voorbeeld Laagspanningsbeveiliging Afbeelding 46, de spanning van de accu die is aangesloten op de
MDR, daalt tot onder de 18,0 V (gedurende minstens 5 minuten), wordt de MDR na 10 minuten automatisch uitgeschakeld om verdere
ontlading te voorkomen, waardoor de accu kan beschadigen. MDR zal niet worden ingeschakeld, voordat deze een spanning van 21,0V
detecteert.
4.2.8
Instellingen momentopnamen
(a) Door te bladeren naar wordt Settings (Instellingen) Event (Gebeurtenis) Snap Settings (Instellingen momentopname) Alarm
Snap Settings, Het scherm instellingen momentopnamen Afbeelding 47 (Alarm en momentopname-instellingen) en Het scherm
alarminstellingen momentopnamen Afbeelding 48 weergegeven. Met dit submenu kunnen gebruikers de camera's selecteren die een
momentopname moeten maken wanneer er een alarm wordt geactiveerd, zoals uitgelegd in paragraaf 4.2.2 Alarmuitgangen.
(b) De activering van een triggersensor bijvoorbeeld, zoals S4, kan ervoor zorgen dat camera 1 een momentopname maakt. Ook de gebruiker
kan camera 1 een momentopname laten maken wanneer andere alarmen zijn geactiveerd, zoals bewegingsdetectie, paniekknop of lage
spanning.
Het scherm instellingen momentopnamen Afbeelding 47
(c) Voor het exporteren van momentopnamen naar een USB-stick, subparagrafen 6.4.3 en 6.4.4 onder Systeemlogboek.
(d) Er is geen beperking in het aantal momentopnamen, maar hiervoor wordt dezelfde opslag gebruikt als voor de opnamen. Is de opslag vol,
zal de oudste momentopname worden overschreven.
(e) Momentopnamen worden opgeslagen in hetzelfde gedeelte van de HDD, maar deze worden onderscheiden van de opnamen door de
bestandsnaam.
4.3
Systeeminstellingen
De volgende paragraaf beschrijft hoe u voertuiginstellingen en veiligheidsgerelateerde parameters configureert.
4.3.1
Datum/Tijd
(a) Blader naar Settings (Instellingen) System (Systeem) Date/Time (Datum/tijd), Instellingen voor datum en tijd Afbeelding 49 wordt
weergegeven. Met dit scherm kunnen gebruikers de indeling voor de datum en tijd selecteren in overeenstemming met het land waarin het
voertuig zal worden gebruikt.
(b) Met TIME SYNC SOURCE (BRON TIJDSSYNCHRONISATIE) kunt u een GPS-bron selecteren of de indeling handmatig invoeren. Bij de
meeste toepassingen is het GPS-signaal het makkelijkste en het betrouwbaarste om te gebruiken.
(c) Brigades MDR 400-serie-systemen zijn standaard uitgerust met een GPS-antenne.
(d) Het is raadzaam om de handmatige optie te kiezen wanneer er geen GPS-signaal is of als dit slecht is (bijvoorbeeld in mijnen of grote
stadscentra). Voer de waarden in de velden voor datum en tijd in.
(e) Verplaats de cursor in het bovenstaande voorbeeld naar 15/07/2015 en vervolgens naar 05:37:10 en bewerk de huidige waarden. Wanneer
u de optie GPS kiest als tijdssynchronisatiebron, kunt u de tijdzone invoeren (in bovenstaand voorbeeld betekent 0 dat het voertuig zich in
de GMT-zone bevindt).
(f) In het veld DST kunnen gebruikers de datum en tijd van de zomertijd (Daylight Saving Time) invoeren. In het V.K. is dit de laatste zondag
van maart om 01:00 AM en de laatste zondag van oktober om 01:00 AM. Voer de juiste tijd en datum in van het land waarin het voertuig
wordt gebruikt. Als u DST niet gebruikt, zet u deze optie op Uit (Off).
Het scherm alarminstellingen momentopnamen Afbeelding 48
Instellingen voor datum en tijd Afbeelding 49
24