4.2.4
Temperatuur
(a) Door te navigeren naar Settings (Instellingen) Event (Gebeurtenis) Temperature (Temperatuur) verschijnt Temperatuurinstellingen
Afbeelding 39.
Temperatuurinstellingen Afbeelding 39
(b) De optie TEMPERATURE UNIT (TEMPERATUUREENHEID) is standaard ingesteld op graden Celsius (°C) maar kan worden gewijzigd in
graden Fahrenheit (°F), afhankelijk van het land waarin het voertuig wordt gebruikt.
(c) Met de optie ENVIRONMENT TEMPERATURE ALARM SETTINGS (ALARMINSTELLINGEN OMGEVINGSTEMPERATUUR) kunnen
gebruikers de gewenste drempelwaarden van de MDR-temperatuur aangeven.
(d) Een interne temperatuursensor MACHINE TEMP(Machinetemp.) (MDR) op het snel informatiescherm (ENTER button).
(e) Zet de optie ENABLE (INSCHAKELEN) op Aan (On) om een of beide limieten te activeren en de waarden in de kolom THRESHOLD
(DREMPELWAARDE) op te geven. Als u de kolom ALARM op Uit (Off) laat staan, worden de gebeurtenissen Low Temperature (Lage
temperatuur) of High Temperature (Hoge temperatuur) alleen op het MDR-Dashboard 2.0 en op de MDR-Player 2.0 weergegeven.
(f) Wanneer u het ALARM activeert, wordt de opname van een dergelijke gebeurtenis beschouwd als een alarm en kan de functie LOCK
(VERGRENDELEN) worden gebruikt (zie LOCKED FILE RETENTION (VERGRENDELDE BESTANDEN BEHOUDEN) in paragraaf 4.1.1
Opties).
(g) Als u het alarm op de monitor wilt weergeven (Alarmmelding voor temperatuur Afbeelding 40), moet u de OSD configureren waarbij ALARM
kan worden ingesteld op TRIGGER of FIXED (VAST) (zoals uitgelegd in 4.1.2 OSD-overlay).
4.2.5
G-krachten
(a) Instellingen voor G-krachten Afbeelding 41 wordt weergegeven bij bladeren naar Settings (Instellingen) Event (Gebeurtenis) G-
Force(G-kracht).
Instellingen voor G-krachten Afbeelding 41
(b) Er zijn 3 waarden voor de X-, Y- en Z-as, waarbij: X de vooruit-/achteruitas vertegenwoordigt (d.w.z. de beweging voorwaarts van de MDR-
408XX-1000-greep die de voorkant aangeeft en de connectoren aan de achterkant die de achterkant aangeven); Y staat voor links/rechts; Z
staat voor omhoog/omlaag.
(c) De MDR-404xx-500 vereist een optionele externe G-sensor.
(d) De MDR-408xx-1000 heeft een interne G-sensor. Zie de tekening voor montage. Wanneer u de interne G-sensor op de MDR-408XX-1000
wilt gebruiken, moet u de optie Externe communicatie (External Communication) instellen op Uit (Off) in het MDR OSD menu. Dit is de
speciale poort voor de G-sensor (standaard RS485-2). De eenheid wordt dan opnieuw opgestart waarna de interne G-sensor is
geactiveerd.
(e) De interne of externe G-sensor moet voor gebruik gekalibreerd worden. Wanneer de eenheid is geïnstalleerd (op een vlakke horizontale
ondergrond) met het voertuig stationair draaiend (geen trillingen/motor uit), selecteert u de knop CALIBRATE (KALIBREREN) (Instellingen
voor G-krachten Afbeelding 41). Zie paragraaf 4.4 Instellingen randapparatuur voor de configuratie van de G-sensor.
(f) ENABLE On (INSCHAKELEN) in om de limieten te activeren en specificeer de 3 THRESHOLD (DREMPEL) waarden. Als u de kolom
ALARM op Uit (Off) laat staan, worden de gebeurtenissen van hoge snelheden alleen op het MDR-Dashboard 2.0 en op de MDR-Player
2.0 weergegeven.
(g) Wanneer u het ALARM activeert, wordt de opname van dergelijke gebeurtenissen beschouwd als alarmen die vergrendeld kunnen worden
(zie LOCKED FILE RETENTION (VERGRENDELDE BESTANDEN BEHOUDEN) in paragraaf 4.1.1 Opties).
(h) Als u het alarm op de monitor wilt weergeven (Alarmmelding voor G-krachten Afbeelding 42), moet u de OSD configureren waarbij ALARM
kan worden ingesteld op TRIGGER of FIXED (VAST) (zoals uitgelegd in 4.1.2 OSD-overlay).
Opmerking:
G-sensorwaarden worden digitaal gesampled en geven slechts een gemiddelde indicatie van de schokgegevens. Zie voor
de MDR-trilling en -schokwaarde paragraaf 17 Specificaties.
Alarmmelding voor temperatuur Afbeelding 40
Alarmmelding voor G-krachten Afbeelding 42
22