3. Spoel grondig af met een zachte, schone doek die licht bevochtigd is met lauwwarm (27°C - 44°C)
leidingwater.
4. Droog met een schone, zachte doek.
5. Inspecteer het instrument op zichtbare verontreiniging. Als verontreiniging aanwezig is, herhaalt
u stap 1 tot 5 totdat er geen zichtbare verontreiniging meer aanwezig is.
LET OP:
Probeer de houder niet te steriliseren door middel van autoclaaf-, ethyleenoxide, stralings- of
plasmasterilisatieprocedures. De houder niet inspuiten met vloeistof of onderdompelen in vloeistof; dit kan
het instrument beschadigen. Als de houder niet goed is gereinigd, vervalt de garantie.
Desinfecteren van de houder
De reinigingsprocedure moet gevolgd worden door een eenvoudig desinfectieproces. De volgende chemische
desinfectiemiddelen zijn goedgekeurd voor gebruik met de houder:
50% bleekoplossing (1 deel bleekmiddel op 1 deel gezuiverd of gedemineraliseerd water)
Desinfectiemiddelen moeten worden voorbereid en gebruikt volgens de aanbevelingen van de fabrikant wat
betreft gebruik, concentratie en contacttijd. Het gebruik van andere desinfectiemiddelen dan die aangegeven
in deze instructies, moet voor gebruik worden beoordeeld op geschiktheid. Ten behoeve van deze beoordeling
zijn standaard technische gegevens beschikbaar via de website van de fabrikant. Het desinfectieproces,
inclusief de hulpmiddelen en oplossingen, kan invloed hebben op de slijtage van een instrument of apparatuur.
1. Drenk een schone doek en een zachte tandenborstel in de desinfecterende oplossing. Wring de
doek grondig uit om alle overtollige oplossing te verwijderen. Tik op de tandenborstel om
overtollige oplossing te verwijderen.
2. Veeg alle oppervlakken van de houder die zichtbaar zijn wanneer en naald is bevestigd goed af,
en zorg er daarbij voor dat het oppervlak gedurende 5 minuten vochtig blijft. De tandwielen van de
houder mogen niet worden schoongeveegd met desinfectiemiddel.
3. Was het gedeelte van gleuven grondig af met de zachte tandenborstel en zorg ervoor dat het
oppervlak gedurende 5 minuten vochtig blijft.
4. Het desinfectiemiddel moet van het instrument worden verwijderd met behulp van een steriel
gaasje of een schone, zachte doek bevochtigd met gezuiverd water. Herhaal dit nog eens 4 maal
om resterende aanslag grondig te verwijderen.
5. Gebruik een schone, zachte tandenborstel bevochtigd met gezuiverd water om het
desinfectiemiddel uit de gleuven van het instrument te verwijderen. Herhaal dit nog eens 6 maal
om resterende aanslag grondig te verwijderen.
6. Veeg de houder af met een gaasje met isopropylalcohol 70%. Zorg ervoor dat het gaasje goed in
de gleuven van het instrument wordt gebracht.
7. Laat de houder aan de lucht drogen.
Zorg er bij het toegepaste ontsmettingsproces voor dat resten van reinigings-en desinfectiemiddelen
afdoende worden verwijderd. Tijdens het laatste spoelproces moet voor zover van toepassing gezuiverd
of gedemineraliseerd water worden gebruikt (meerdere spoelingen kunnen nodig zijn). Raadpleeg de
aanbevelingen van de fabrikant voor het verwijderen van resten van het desinfectiemiddel.
LET OP:
Probeer de houder niet te steriliseren door middel van autoclaaf-, ethyleenoxide, stralings- of
plasmasterilisatieprocedures. De houder niet inspuiten met vloeistof of onderdompelen in vloeistof; dit kan het
instrument beschadigen. Als de houder niet goed is gereinigd, vervalt de garantie.
6-2