7.1
Algemene voorbereidingen en
controlemaatregelen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-SiBoost 2.0 Smart 1, Wilo-SiBoost Smart 1, Wilo-Comfort-Vario COR-1...-GE, Wilo-Comfort-Va-
rio COR/T-1...-GE • Ed.04/2023-08
LET OP
Wij adviseren de eerste inbedrijfname van de installatie door de Wilo-
servicedienst te laten uitvoeren.
• Neem hiervoor contact op met de dealer, de dichtstbijzijnde Wilo-
vestiging of met de Wilo-klantenservice.
LET OP
Automatische inschakeling na stroomuitval
Het product wordt procesafhankelijk in- en uitgeschakeld via afzonder-
lijke besturingen. Het product kan automatisch worden ingeschakeld na
stroomuitval.
•
Voor de eerste keer inschakelen moet de bedrading ter plaatse worden gecontroleerd op
correcte uitvoering, vooral wat betreft de aarding.
•
Leidingen op spanningsvrijheid controleren.
•
Installatie vullen en door visuele controle op lekkage controleren.
•
Afsluitarmaturen aan de pomp en in de aanzuig- en persleiding openen.
•
Open de ontluchtingsschroeven van de pomp en vul de pomp langzaam met water, zo-
dat de lucht volledig kan ontsnappen. Sluit de ontluchtingsschroeven na volledige ont-
luchting van de pomp.
•
Vul bij de afzuigmodus (d.w.z. negatief niveauverschil tussen breektank en pomp) de
pomp en zuigleiding via de opening van de ontluchtingsschroef (gebruik een trechter).
•
Als een membraandrukvat (optioneel of toebehoren) is geïnstalleerd, dient te worden
gecontroleerd of de voordruk van het membraandrukvat correct is ingesteld (Fig. 3 en 4).
Hiervoor:
1.
Maak het reservoir aan de waterzijde drukloos:
⇒
Sluit de doorstroomarmatuur (Fig. 3 – pos. A).
⇒
Laat het restwater via de afvoer weglopen (Fig. 3 – pos. B).
2.
Controleer de gasdruk op het luchtventiel (boven, beschermkap verwijderen) van het
membraandrukvat met een luchtdrukmeter (Fig. 3 – pos. C):
⇒
Corrigeer een te lage druk (PN 2 = pompinschakeldruk p
0,5 bar of de waarde volgens de tabel op het reservoir (Fig. 4)), door de Wilo-servi-
cedienst stikstof te laten bijvullen.
⇒
Bij een te hoge druk: laat stikstof ontsnappen via het ventiel totdat de vereiste
waarde is bereikt.
3.
Beschermkap weer plaatsen.
4.
Aftapklep op de doorstroomarmatuur sluiten.
5.
Doorstroomarmatuur openen.
•
Als de installatiedruk groter is dan PN 16, dienen de vulvoorschriften voor het mem-
braanexpansievat van de fabrikant conform de inbouw- en bedieningsvoorschriften in
acht genomen te worden.
•
Bij indirecte aansluiting controleren op voldoende waterniveau in de breektank of bij di-
recte aansluiting voldoende toevoerdruk (min. toevoerdruk 1 bar).
•
Controleer de correcte installatie van de juiste droogloopbeveiliging (zie Droogloopbe-
veiliging).
•
Positioneer de vlotterschakelaar en elektroden in de breektank voor de droogloopbevei-
liging zodanig, dat de drukverhogingsinstallatie bij een minimaal waterpeil wordt uitge-
schakeld (zie Droogloopbeveiliging).
Als er een regelsysteem aanwezig is (speciale uitvoering):
•
Controleren of de motorbeveiligingsschakelaar in het regelsysteem (indien aanwezig) op
de juiste nominale stroom conform de gegevens op het motortypeplaatje is ingesteld.
•
Controle en instelling van de vereiste bedrijfsparameters op de frequentieomvormer en
op het regelsysteem conform meegeleverde inbouw- en bedieningsvoorschriften.
nl
verminderd met 0,2 –
min
57