Installatie
Vereisten voor de installatie
Installatievoorschriften
•
Installeer de warmtepomp niet
onder of naast slaapkamers of
rustruimten.
•
De minimale hoogte van de ruimte
moet 2,1 m zijn.
•
De installatieruimte moet droog en
vorstvrij zijn.
•
Voer het condenswater af (tot 20l/
uur volgens de temperatuur en
relatieve vochtigheid) door middel
van een sifon (min. 60 mm) naar
de aanwezige afvoer of via een
afvoersysteem. De afvoerpijp moet
altijd vorstvrij zijn.
•
Tijdens het ontdooien komt er
stoom uit het luchtuitlaatkanaal.
Hiermee moet rekening worden
gehouden bij het vaststellen van
de plaats van installatie en de
positie van de in- en uitgangen
van de luchtkanalen.
•
De afstand van de luchtuitlaat tot
de afvoerpijpen moet minstens 1,5
m zijn, anders is er kans op vorst.
•
Houd een afstand van tenminste
3 meter tussen de afgevoerde
lucht en de oppervlakken die
begaanbaar zijn of waarover
gelopen wordt. Er bestaat gevaar
op ijsvorming bij
buitentemperaturen onder de 10 °
C.
•
De wandopeningen moeten
loodrecht en haaks op de muur
staan.
•
De ruimte moet aan de minimale
volume eisen voldoen volgens de
EN 378 norm. Indien meerdere
warmtepompen in dezelfde ruimte
worden geïnstalleerd, worden de
minimale volumes bij elkaar
opgeteld.
•
Neem de maatregelen om de
geluidshinder te beperken in acht.
Minimale volume ruimte
Model
Minimale
AEROTOP
volume
S05 / S07 / S09
S12 / S15
20
Maatregelen om de
geluidshinder te beperken
•
Het is aangeraden om de
installatie op de onderste
verdieping van het gebouw te
plaatsen. Installatie op hogere
verdiepingen of houten vloeren
kan nefast zijn in termen van
geluidsoverdracht en trillingen.
•
Gebruik de meegeleverde
verstelbare voetjes.
•
Als de warmtepomp wordt
geïnstalleerd in een galmende
ruimte, zal het niveau van de
geluidsdruk hoger zijn in
vergelijking met installaties in
meer geluidsabsorberende
ruimten. Het geluidsniveau kan
worden gereduceerd door op de
oppervlakken (muren, plafond)
geluidsabsorberende materialen
aan te brengen zoals glasvezel,
polyurethaanschuim of melamine.
•
Sluit de luchtkanalen aan op de
warmtepomp met behulp van de
meegeleverde pakking; op deze
manier wordt de geluidsoverdracht
door de luchtkanalen aanzienlijk
verminderd. Verzegel ook de
kanalen in de muuropeningen met
polyurethaanschuim om de
geluidsoverdracht te beperken.
•
De geluidsverspreiding kan
effectief worden gereduceerd door
het isoleren van de leidingen.
•
Om het geluid dat wordt
veroorzaakt door de luchtstroom te
verminderen, dient de
luchtsnelheid gemeten op de
roosters van de inlaat/uitlaat niet
hoger te zijn dan 2,5 m / s
3
[m
]
10.7
11.1
Vereisten voor het hydraulische
circuit
Verleng de hydraulische
leidingen naar de installatie met
buizen met een minimale diameter
van DN 25.
Afhankelijk van de minimale
doorstroming, moet u de volgende
handelingen uitvoeren:
•
Installeer de overstortklep op het
verste punt van het circuit.
•
Gebruik een opslagtank voor het
ontkoppelen van de
verwarmingscircuits.
•
Eventuele montage van een
handdoekdroger radiator zonder
thermostatische kranen
(toestemming vereist van de
installatiebeheerder). Bereken in
dit geval het warmteverlies om de
waterstroom te bepalen.
Voor een benaderende berekening
van het minimale volume van de
installatie, moet men uitgaan van een
volume dat 3 maal groter is dan het
vermogen van de warmtepomp
uitgedrukt in kW.
De energie die nodig is voor het
ontdooien moet op elk moment
beschikbaar zijn in het secundaire
circuit. Dit kan worden bereikt met
behulp van de volgende maatregelen:
•
Zorg voor een waterbuffer, ook in
het geval van een direct circuit
•
Installeer voor systemen met een
laag watervolume een verwarmer
en zorg voor een minimaal
vereiste doorstroom (zie
technische gegevens).