Oververhittingsbeveiliging
Alle inductiespoelen en de
koellichamen van de elektronica zijn
voorzien van een oververhittingsbeveili-
ging.
Voordat de inductiespoelen of de
koellichamen oververhit raken, leidt de
oververhittingsbeveiliging bij de betref-
fende kookzone of bij de hele kookplaat
tot een van de volgende reacties:
– Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
– De ingestelde vermogensstand
wordt verlaagd.
– Gaat het om een inductiespoel, dan
wordt de betreffende kookzone uit-
geschakeld en verschijnt in het dis-
play een H.
Kort daarna worden mogelijk nog
meer kookzones uitgeschakeld.
^ Zet de knop van de betreffende
kookzone(s) op "0".
Pas als de H gedoofd is, kunt u de
kookzone weer gewoon in gebruik ne-
men.
Als u de knop niet op "0" zet, knipperen
in het display afwisselend een C en een
0. Om de kookzone weer in gebruik te
kunnen nemen, moet u de knop eerst
op "0" zetten.
– Gaat het om het koellichaam, dan
wordt het vermogen van de kookzo-
nes verlaagd.
Zodra het koellichaam voldoende is af-
gekoeld, werken de kookzones weer
met de oorspronkelijk ingestelde ver-
mogensstand.
– Stijgt de temperatuur na het verlagen
van het vermogen verder, dan wor-
den de betreffende kookzones uitge-
schakeld.
Kort daarna worden mogelijk nog
meer kookzones uitgeschakeld.
In het display knipperen afwisselend
een C en een 0.
^ Zet de knop van de betreffende
kookzone(s) op "0".
Zodra de kookzones voldoende zijn af-
gekoeld, kunt u deze gewoon weer in
gebruik nemen.
De oververhittingsbeveiliging reageert,
wanneer
– leeg kookgerei verhit wordt.
– vet of olie op een hoge vermogens-
stand verhit wordt.
– de onderkant van het apparaat niet
voldoende geventileerd wordt.
Reageert de oververhittingsbeveiliging
opnieuw nadat de oorzaak is
weggenomen, neem dan contact op
met Miele.
Beveiligingen
27