Sluitertijdvoorkeuze
De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt
ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden
kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage
sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt
creëren. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken.
Een korte
sluitertijd kan
een snelle actie
"bevriezen"
zonder beweging-
sonscherpte.
Stel de functieknop in op S en draai de subregelaar om de sluitertijd in te stellen.
Zoeker
Sluitertijd
TIPS
De foto is onscherp:
j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt
waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd,
of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
j Als de sluitertijd lang is, is de kans groter dat de camera beweegt. U kunt bewegingen van de
camera beperken door gebruik te maken van de beeldstabilisator. g"Beeldstabilisator" (blz. 62)
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g"EV STEP" (blz. 99)
De diafragmawaarde knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie "Waarschuwingsindicatie
belichting" (gblz. 133).
Door een langere
sluitertijd wordt
een opgenomen
snelle actie
onscherp. Deze
onscherpte roept
2
het gevoel van
een dynamische
beweging op.
Kortere sluitertijd
Langere sluitertijd
45
NL