Storing
Pomp(en) levert (leveren) geen of
te laag vermogen
Pomp(en) levert (leveren) geen of
te laag vermogen
Droogloopbeveiliging schakelt
uit, hoewel er water aanwezig is
Droogloopbeveiliging schakelt
niet uit ondanks watergebrek
Draairichtingscontrolelamp
brandt (alleen bij enkele pompty-
pes)
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Isar MODH1, Wilo-Isar MODV1 • Ed.04/2023-09
Oorzaak
Debiet te groot
Vermogensrelais defect
Wikkelingskortsluiting in de motor
Netspanning: Er ontbreekt een fase
Sterk schommelende toevoerdruk
Toevoerleiding verstopt of geblokkeerd
Nominale doorlaat van de toevoerleiding
te klein
Verkeerde installatie van de toevoerleiding Controleer de toevoerleiding en wijzig, indien nodig,
Lucht in de toevoer
Waaiers verstopt
Terugslagklep lek
Terugslagklep verstopt
Afsluiters in de installatie gesloten of niet
volledig geopend
De watergebreksignalering is geactiveerd
Verkeerde draairichting van de motoren
Wikkelingskortsluiting in de motor
Sterk schommelende toevoerdruk
Nominale doorlaat van de toevoerleiding
te klein
Verkeerde installatie van de toevoerleiding Controleer de toevoerleiding en wijzig, indien nodig,
Debiet te groot
Elektroden verkeerd aangesloten of voor-
drukschakelaar verkeerd ingesteld
Watergebrekbeveiliging defect
Elektroden verkeerd aangesloten of druk
voor uitschakeling bij droogloop verkeerd
ingesteld
Watergebrekbeveiliging defect
Verkeerde draairichting van de motoren
Oplossing
Controleer de pompgegevens en instelwaarden en
corrigeer deze indien nodig.
Controleer het relais en vervang dit indien nodig.
Controleer dit; vervang, indien nodig, de motor of laat
deze repareren.
Controleer de zekeringen, kabels en aansluitingen.
Controleer de toevoerdruk. Tref, indien nodig, maat-
regelen om de voordruk te stabiliseren (bijv. drukre-
gelaar).
Controleer de toevoerleiding. Verhelp, indien nodig,
een verstopping of open de afsluitarmatuur.
Controleer de toevoerleiding. Vergroot, indien nodig,
de doorsnede van de toevoerleiding.
de geleiding van de leiding.
Controleer dit. Dicht, indien nodig, de leiding af, ont-
lucht de pomp.
Controleer de pomp. Vervang deze indien nodig of
laat deze repareren.
Controleer dit. Plaats, indien nodig, een nieuwe af-
dichting of vervang de terugslagklep.
Controleer dit. Verhelp, indien nodig, een verstopping
of vervang de terugslagklep.
Vervang de terugslagklep.
Controleer dit. Open, indien nodig, de afsluitarmatuur
volledig.
Controleer toevoerdruk en niveau in de breektank.
Controleer de draairichting en corrigeer deze, indien
nodig, door de fasen te verwisselen.
Controleer dit; vervang, indien nodig, de motor of laat
deze repareren.
Controleer de toevoerdruk. Tref, indien nodig, maat-
regelen om de voordruk te stabiliseren (bijv. drukre-
gelaar).
Controleer de toevoerleiding. Vergroot, indien nodig,
de doorsnede van de toevoerleiding.
de geleiding van de leiding.
Controleer de pompgegevens en instelwaarden en
corrigeer deze indien nodig.
Controleer de installatie en instelling en corrigeer de-
ze.
Controleer dit en vervang, indien nodig, de schakelaar
voor watergebrek.
Controleer de installatie en instelling en corrigeer de-
ze.
Controleer dit en vervang, indien nodig, de schakelaar
voor watergebrek.
Controleer de draairichting en corrigeer deze, indien
nodig, door de fasen te verwisselen.
nl
65