nl
Storing
Pomp(en) loopt/lopen onrustig
en/of veroorzaakt/veroorzaken
ongewone geluiden
Pomp(en) loopt/lopen onrustig
en/of veroorzaakt/veroorzaken
ongewone geluiden
Motor of pomp wordt te warm
Te hoog stroomverbruik
Motorbeveiligingsschakelaar
wordt geactiveerd
64
Oorzaak
Schakelverschil te laag ingesteld
Sterk schommelende toevoerdruk
Toevoerleiding verstopt of geblokkeerd
Nominale doorlaat van de toevoerleiding
te klein
Verkeerde installatie van de toevoerleiding Controleer de toevoerleiding en wijzig, indien nodig,
Lucht in de toevoer
Lucht in de pomp
Waaiers verstopt
Debiet te groot
Verkeerde draairichting van de motoren
Netspanning: Er ontbreekt een fase
Pomp niet voldoende aan basisframe be-
vestigd
Schade aan lager
Lucht in de toevoer
Afsluiters in de installatie gesloten of niet
volledig geopend
Waaiers verstopt
Terugslagklep verstopt
Afsluiter aan de druksensor gesloten
Uitschakelpunt te hoog ingesteld
Schade aan lager
Wikkelingskortsluiting in de motor
Netspanning: Er ontbreekt een fase
Terugslagklep lek
Debiet te groot
Wikkelingskortsluiting in de motor
Netspanning: Er ontbreekt een fase
Terugslagklep defect
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Isar MODH1, Wilo-Isar MODV1 • Ed.04/2023-09
Oplossing
Controleer de instelling en corrigeer deze indien no-
dig.
Controleer de toevoerdruk. Tref, indien nodig, maat-
regelen om de voordruk te stabiliseren (bijv. drukre-
gelaar).
Controleer de toevoerleiding. Verhelp, indien nodig,
een verstopping of open de afsluitarmatuur.
Controleer de toevoerleiding. Vergroot, indien nodig,
de doorsnede van de toevoerleiding.
de geleiding van de leiding.
Controleer dit. Dicht, indien nodig, de leiding af, ont-
lucht de pomp.
Ontlucht de pomp, controleer de zuigleiding op
dichtheid en dicht deze af, indien nodig.
Controleer de pomp. Vervang deze indien nodig of
laat deze repareren.
Controleer de pompgegevens en instelwaarden en
corrigeer deze indien nodig.
Controleer de draairichting en corrigeer deze, indien
nodig, door de fasen te verwisselen.
Controleer de zekeringen, kabels en aansluitingen.
Controleer de bevestiging. Draai, indien nodig, de be-
vestigingsschroeven vast.
Controleer de pomp/motor. Vervang deze indien no-
dig of laat deze repareren.
Controleer dit. Dicht, indien nodig, de leiding af, ont-
lucht de pomp.
Controleer de afsluiter. Open deze indien nodig volle-
dig.
Controleer de pomp. Vervang deze indien nodig of
laat deze repareren.
Controleer dit. Verhelp, indien nodig, een verstopping
of vervang de terugslagklep.
Controleer dit. Open, indien nodig, de afsluitarma-
tuur.
Controleer de instelling en corrigeer deze indien no-
dig.
Controleer de pomp/motor. Vervang deze indien no-
dig of laat deze repareren.
Controleer dit; vervang, indien nodig, de motor of laat
deze repareren.
Controleer de zekeringen, kabels en aansluitingen.
Controleer dit. Plaats, indien nodig, een nieuwe af-
dichting of vervang de terugslagklep.
Controleer de pompgegevens en instelwaarden en
corrigeer deze indien nodig.
Controleer dit; vervang, indien nodig, de motor of laat
deze repareren.
Controleer de zekeringen, kabels en aansluitingen.
Controleer dit en vervang de terugslagklep indien no-
dig.