88
Instrumenten en bedieningsorganen
Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
O Richtingaanwijzer 3 88
Gordelverklikker 3 89
X
Airbags en gordelspanners
v
3 89
V Airbag deactiveren 3 89
p Laadsysteem 3 89
Z Storingsindicatielamp 3 90
g Laat auto spoedig nakijken
3 90
R Rem- en koppelingssysteem
3 90
- Pedaal intrappen 3 90
Elektrische handrem 3 91
m
Storing elektrische handrem
j
3 91
u Antiblokkeersysteem (ABS)
3 91
Opschakelen 3 91
[
Stuurbekrachtiging 3 91
c
Lane Departure Warning
)
3 92
r Ultrasoonparkeerhulp 3 92
Elektronische stabiliteitsrege‐
n
ling UIT 3 92
Elektronische stabiliteitsrege‐
b
ling en Traction Control-
systeem 3 92
Traction Control-systeem uit
k
3 92
! Voorverwarmen 3 92
% Roetfilter 3 92
w
Bandenspanningscontrolesys‐
teem 3 93
I Motoroliedruk 3 93
i Te laag brandstofpeil 3 93
Startbeveiliging 3 94
d
# Beperkt motorvermogen
3 94
8 Buitenverlichting 3 94
C Grootlicht 3 94
l Grootlichtassistentie 3 94
Adaptief rijlicht (AFL) 3 94
f
Mistlamp 3 94
>
Mistachterlicht 3 94
r
G Sproeiervloeistof laag 3 94
Cruise control 3 95 /Adap‐
m
tieve cruise control 3 95
A Voorligger gedetecteerd
3 95
Portier open 3 95
h
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd
De parkeerlichten zijn ingeschakeld.