242
Verzorging van de auto
Selecteer:
● Licht voor een comfortabele
spanning tot 3 inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. De iden‐
tificatiecode moet aan de positie van
een nieuw wiel worden gekoppeld
nadat de wielen zijn geroteerd of alle
wielen zijn verwisseld en als een of
meer bandenspanningssensoren zijn
vervangen. De bandenspannings‐
sensoren moeten ook worden gekop‐
peld na het vervangen van een reser‐
vewiel door een reguliere band met
een bandenspanningssensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De
sensoren worden met een inleerge‐
reedschap in de volgende volgorde
gekoppeld aan de wielposities: voor‐
wiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde,
achterwiel rechterzijde en achterwiel
linkerzijde. De richtingaanwijzer in de
huidige actieve stand wordt verlicht
totdat de sensor is gekoppeld.
Roep de hulp in van een werkplaats.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het eerste wiel
en vijf minuten voor het koppelen van
de positie van alle vier de wielen. Bij
het overschrijden van deze tijd stopt
het koppelen en moet u opnieuw
beginnen.
De koppelingsprocedure voor de
bandenspanningssensoren is als
volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Op auto's met automatische
versnellingsbak: zet de keuze‐
hendel in P.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer
Neutraalstand.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig op het Driver Information
Center te selecteren.
5. Draai het stelwieltje om naar het
bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
6. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er
moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces
verschijnen.
Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De
claxon klinkt twee keer om aan te
geven dat de ontvanger in de
inleermodus staat.
7. Begin met de voorwiel aan de
linkerzijde.
8. Zet de inleertool bij het ventiel
tegen de wang van de band. Druk
daarna op de toets om de banden‐
spanningssensor te activeren. De
claxon piept ter bevestiging dat de
sensoridentificatiecode aan de
positie van dit wiel is gekoppeld.
9. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals
beschreven in stap 8.
10. Ga verder met het achterwiel
rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 8.