3.4.11
Veiligheidsinrichtingen in goed werkende staat houden
Wanneer veiligheidsinrichtingen ontbreken of beschadigd zijn, kunnen bewegende
machinedelen personen ernstig verwonden of doden.
•
Beschadigde veiligheidsinrichtingen vervangen.
•
Gedemonteerde veiligheidsinrichtingen en alle verdere onderdelen vóór de inbedrijfstelling
weer monteren en in de beschermende stand zetten.
•
Bij twijfel of alle veiligheidsinrichtingen correct zijn gemonteerd en deugdelijk werken, een
vakgarage een controle laten uitvoeren.
De overlapping van tussenas en beschermpot aan de machine mag niet minder dan 50 mm
bedragen. Deze minimale overlapping is ook noodzakelijk voor veiligheidsinrichtingen van
groothoek-tussenassen en wanneer koppelingen of andere componenten worden gebruikt.
Wanneer de bediener voor het aansluiten van de tussenas tussen de tussenasbescherming en
de beschermpot moet grijpen, moet de vrije ruimte in een niveau minstens 50 mm bedragen en
mag deze op alle niveaus niet meer dan 150 mm bedragen.
3.4.12
Persoonlijke veiligheidsuitrustingen
Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen is een belangrijke veiligheidsmaatregel.
Ontbrekende of ongeschikte persoonlijke beschermingsmiddelen verhogen het risico van
gezondheidsschade en letsel van personen.
Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn bijvoorbeeld:
–
Geschikte veiligheidshandschoenen
–
Veiligheidsschoenen
–
Nauwsluitende veiligheidskleding
–
Gehoorbescherming
–
Veiligheidsbril
•
Persoonlijke beschermingsmiddelen voor de desbetreffende werkzaamheid vastleggen en
ter beschikking stellen.
•
Alleen persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken, die zich in deugdelijke toestand
bevinden en effectieve bescherming bieden.
•
Persoonlijke beschermingsmiddelen aanpassen aan de persoon, bijvoorbeeld zijn lengte.
•
Ongeschikte kleding en sieraden afdoen (bijv. ringen, kettingen) en bij lang haar een
haarnetje dragen.
Veiligheid
19