ACHTERUITRIJCAMERA
2
Werking
Wanneer de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld, stuurt de camera beelden van de
omgeving achter de auto naar het scherm 2,
samen met een of twee tekeningen 3 en 4
(bewegend en vast). Dit systeem wordt eerst
gebruikt met behulp van een of meer teke-
ningen (bewegend voor de verplaatsings-
richting en vast voor de afstand). Als de rode
zone bereikt is, gebruikt u de afbeelding van
de bumper om nauwkeurig te stoppen.
De tekeningen zijn een op een horizontale ondergrond geprojecteerde weergave; houd
geen rekening met deze informatie in het geval van een verticaal of op de grond geplaatst
voorwerp.
2.84
(2/2)
3
4
C
B
A
Vaste tekening 3
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
– A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
– B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
– C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
Bewegende tekening 4
Deze wordt in het blauw getoond op het mul-
timediascherm 2. Hij geeft de verplaatsings-
3
richting van de auto aan afhankelijk van de
4
stand van het stuurwiel.
Inschakelen, uitschakelen van
de achteruitrijcamera
S e l e c t e e r
scherm 2
"Achteruitkijkcamera". Schakel de achteruit-
rijcamera in of uit en bevestig uw keuze.
U kunt eveneens de instellingen van het
beeld van de camera regelen (helderheid,
contrast...).
Het scherm geeft een omgekeerd beeld,
zoals in een spiegel.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterklep open staat of niet goed
gesloten is, verschijnt de boodschap
"Achterklep open" en verdwijnt de weer-
gave van de camerabeelden.
o p
h e t
m u l t i m e d i a -
"Voertuig",
"Parkeerhulp",