RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR
Bij een storing
Bij een storing van het automatisch wissen,
schakelt de ruitenwisser over op wissen met
intervallen. Roep de hulp in van een merk-
dealer.
De werking van de regensensor kan worden
verstoord bij:
– beschadigde ruitenwisserbladen; wan-
neer de ruitenwissers een watersluier of
watersporen achterlaten op de detectie-
zone van de sensor, kan dit de reactie-
snelheid van het automatisch wissen ver-
groten of de frequentie van het wissen
verhogen;
– barsten of scheuren in de voorruit ter
hoogte van de sensor, stof, vuil, insecten
of rijm op de voorruit of het gebruik van
reinigingswas of waterafstotende pro-
ducten; het automatisch wissen is in dat
geval minder gevoelig en reageert moge-
lijk zelfs niet.
1.100
(3/6)
1
D langzaam continu wissen
E snel continu wissen
De standen A en D zijn toegankelijk met
contact aan. De standen C en E zijn uit-
sluitend toegankelijk bij draaiende motor.
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser lang-
zamer werken als de auto stopt. Van snel
A
continu wissen naar langzaam continu
wissen. Zodra de auto weer gaat rijden, be-
ginnen de wissers weer met de oorspronke-
B
lijk ingestelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
C
zet, schakelt u hiermee bovengenoemd au-
tomatisme uit.
D
Voorzorgsmaatregelen
E
– Controleer bij vorst voordat u de rui-
tenwisser inschakelt of de ruitenwisser-
bladen niet zijn vastgevroren. Als u de
ruitenwisser inschakelt terwijl de bladen
zijn vastgevroren, kunt u zowel de bladen
als de motor van de ruitenwisser bescha-
digen.
– Gebruik de ruitenwisser niet op een
droge ruit, dit zorgt ervoor dat de bladen
sneller verslijten of beschadigd raken.