10.2
Reiniging
10.2.1
Vuilvanger reinigen
Uiterlijk aan het einde van het interval voor permanente ontgassing dient de vuilvanger "ST" in de ontgassingsleiding "DC" te worden
schoongemaakt. De vuilvanger moet bovendien na het vullen of na langdurig gebruik worden gecontroleerd.
1.
Druk op de "Stop"-knop op het bedieningspaneel van de
besturing.
–
Het apparaat werkt niet en de vacuümpomp "PU"
wordt uitgeschakeld.
2.
Sluit de kogelklep die zich voor de vuilvanger "ST" (1)
bevindt.
3.
Draai de kap met de zeefinzet langzaam los van de
vuilvanger zodat de resterende druk in de pijpstuk
verdwijnt.
4.
Trek de zeef uit de kap en spoel deze onder stromend
water. Maak de zeef schoon met een zachte borstel.
5.
Plaats de zeef terug in de kap, controleer de pakking op
beschadiging en draai ze weer in de behuizing van de
vuilvanger "ST" (1).
6.
Open opnieuw de kogelklep die zich voor de vuilvanger
"ST" (1) bevindt.
7.
Druk op de "Auto"-knop op het bedieningspaneel van de
besturing.
–
Het apparaat wordt ingeschakeld en de vacuümpomp
"PU" werkt.
Opmerking!
Maak ook andere geïnstalleerde vuilvangers schoon (bijvoorbeeld in Fillset).
Vacuüm – sproei-ontgassing — 06.07.2016 - Rev. B
Onderhoud
Nederlands — 49