Werking
8.1.4
Zomerbediening
Als de circulatiepompen van de installatie in de zomer buiten bedrijf worden gesteld, kan de ontgassing van het netinhoudwater niet
worden gegarandeerd, omdat er geen gasrijk water in het apparaat komt. In dit geval kan via het gebruikersmenu het
ontgassingsprogramma op bijvulontgassing ingesteld worden om energie te besparen. Als het apparaat in de zomer in de
bedrijfsmodus bijvulontgassing wordt gebruikt, moet er na het inschakelen van de circulatiepompen weer op intervalontgassing of op
permanente ontgassing worden overgeschakeld.
Instelling via het gebruikersmenu, zie hoofdstuk 9.5 "Parameters van de besturingseenheid instellen via het gebruikersmenu" op
pagina 40.
Keuze uit 3 ontgassingsprogramma's.
•
Permanente ontgassing
–
Tijdens de eerste inbedrijfstelling en reparaties.
•
Intervalontgassing
–
Voor continu gebruik (tijdgestuurd).
•
Bijvulontgassing
–
Alleen voor het bijvulwater. De installatie wordt niet ontgast.
Opmerking!
Gedetailleerde beschrijving van de selectie van ontgassingsprogramma's, zie hoofdstuk 4.4 "Functie " op pagina 10.
8.1.5
Heringebruikname
Na een langere stilstandperiode (apparaat losgekoppeld van de voeding of in de stopmodus) kan het gebeuren dat de vacuümpomp
"PU" vastzit. Draai daarom vóór de ingebruikname van de vacuümpomp met een schroevendraaier op het ventilatorwiel van de
pompmotor.
Opmerking!
Een vastzitten van de pomp "PU" tijdens de werking kan worden voorkomen door gebruik te maken door de geforceerde
opstartfunctie (na 24 uur).
36 — Nederlands
Vacuüm – sproei-ontgassing — 06.07.2016 - Rev. B
Ontgas. programma
Bijvulontgassing