Ventiel "veersluitend": De veer (5.5) sluit het
ventiel bij drukontlasting van het membraan
(5.4) en bij uitval van de stuurstroom. Het
openen van het ventiel wordt gerealiseerd
door drukbelasting van het membraan (5.4).
Ventiel "veeropenend": De veer (5.5) opent
het ventiel bij drukontlasting van het mem-
braan (5.4) en bij uitval van de stuurstroom.
Door drukbelasting van het membraan (5.4)
sluit het ventiel.
Bij uitvoeringen met handbediening ver-
vangt de handbediening de functie van de
stuurlucht. Bij luchtuitval kan het ventiel met
een veiligheidsfunctie "veersluitend" tegen
de kracht van de veren (5.5) in worden ge-
opend en bij ventielen met een veiligheids-
functie "veeropenend" worden gesloten.
2. Inbouw
De inbouwpositie is willekeurig, echter een
horizontale inbouw met de aandrijving naar
boven wijzend verdient de voorkeur om
eventuele onderhoudswerkzaamheden te
vereenvoudigen.
Het ventiel moet spanningsloos worden inge-
bouwd. Eventueel moeten de leidingen in de
nabijheid van de aansluitingen worden on-
dersteund.
Breng de ondersteuningen nooit aan op het
ventiel of de aandrijving.
Om ervoor te zorgen dat lasparels en ande-
re verontreinigingen het optimaal afsluiten
van zitting en klep niet beïnvloeden, moet de
leiding voor het inbouwen van het ventiel
zorgvuldig worden doorgespoeld.
2.1 Doorstroomrichting
De doorstroomrichting van het ventiel is af-
hankelijk van het medium en de gekozen vei-
ligheidspositie.
Bij ventielen met "veersluitend" moet bij gas-
sen en damp de klep (3) in de sluitrichting
(A → B) worden aangestroomd en bij vloei-
stoffen in de openingsrichting (B → A).
Bij ventielen met de veiligheidspositie "veero-
penend" wordt de klep (3) bij alle media in
de openingsrichting aangestroomd (A → B).
3. Storingen en oplossingen
Storingen kunnen optreden door de volgen-
de oorzaken:
1. Lekkage aan de stopbus.
2. Vervuiling of vreemde objecten tussen de
zitting en de klep en beschadiging van
de afdichtranden.
3. Beschadiging van het membraan in de
aandrijving
Voor het oplossen van deze oorzaken moet
het regelventiel worden gedemonteerd.
Alleen bij lekkage van de aandrijving door
beschadiging van het membraan hoeft
slechts de bovenste membraanschaal te wor-
den afgeschroefd.
Door de verschillende klepopstellingen ver-
loopt de demontage bij de uitvoering "veer-
sluitend" en "veeropenend" verschillend.
Omdat de veer (5.5) in de aandrijving is
voorgespannen, is er montagegereedschap
(zie fig. 3 en 5 plus tabel 1) nodig.
Voor het uitschroeven van de zittingring is
speciaal zittinggereedschap nodig (tabel 1).
De benodigde aandraaimomenten worden
opgesomd in tabel 2.
Belangrijk: bij reparaties mag voor en ach-
ter het ventiel geen procesdruk actief zijn.
Afhankelijk van de omvang van de repara-
tiewerkzaamheden moet het regelventiel
uit de installatie worden gedemonteerd.
3