BRANDSTOFFILTER
Het brandstoffilter houdt verontreinigingen in de
brandstof tegen. Het filter bevindt zich aan de
achterzijde van het motorcompartiment.
Vervang het filterelement telkens na tweehonderd
bedrijfsuren.
LET OP: Als u de machine onderhoudt,
dient u vonken en open vuur bij het
brandstofsysteem vandaan te houden.
Zorg voor een goede ventilatie.
Controleer telkens na tweehonderd bedrijfsuren of
het brandstofrooster aan het uiteinde van de
brandstofleiding in de brandstoftank vuil is.
BRANDSTOFLEIDINGEN
Controleer de afstelling van de brandstofleidingen
telkens na vijftig bedrijfsuren. Indien de klemband
los zit, doet u olie op de schroef van de band en
vervolgens draait u de band stevig vast.
Brandstofleidingen oude stijl zijn gemaakt van
rubber en raken versleten, ongeacht of de motor
veel of weinig gebruikt is. Vervang de
brandstofleidingen en klembanden telkens na
twee jaar.
LET OP: Als u de machine onderhoudt,
dient u vonken en open vuur bij het
brandstofsysteem vandaan te houden.
Zorg voor een goede ventilatie.
Als u ontdekt dat de brandstofleidingen binnen
twee jaar versleten of beschadigd zijn, dient u de
leidingen onmiddellijk te vervangen of te
repareren. Ontlucht het brandstofsysteem nadat u
een van de leidingen hebt vervangen, zie
ONTLUCHTEN VAN HET
BRANDSTOFSYSTEEM. Wanneer de
brandstofleidingen nog niet geïnstalleerd zijn,
dient u beide uiteinden af te stoppen met een
schoon doekje of papier om te voorkomen dat er
vuil in de leidingen komt. Door vuile leidingen kan
de brandstofinjectiepomp defect raken.
ATLVt 4300 330525 (9−99)
ONDERHOUD
75