Inhoudsopgave
Advertenties
4
De printer bedienen
Voordat u de printer gaat gebruiken, moet u controleren of u de
afdrukwals- en afvoerbakeenheid juist hebt geïnstalleerd.
4.1
Instellen van invoer van printmateriaal ...............................81
plaatsen ..........................................................................................................................83
Papierscheidingen afstellen ......................................................................................84
............................................................................................................................................87
De feeder-/invoersensoreenheid positioneren ....................................................91
De printmateriaaldikte afstellen ..............................................................................93
4.2
corrigeren .....................................................................................98
Vastgelopen of onjuist ingevoerd printmateriaal verwijderen .....................98
4.3
Het aanraakscherm van de printer gebruiken ...............101
De printmateriaaldikte aanpassen en instellen ...............................................114
De afdrukhoogte aanpassen en instellen ..........................................................117
Proces van het gebruiksklaar maken van de printkop ..................................134
4.4
De printertoolbox gebruiken ................................................137
Netwerkinstellingen van de printer bekijken of wijzigen ..............................158
Datum en tijd instellen of indelen .........................................................................159
Het foutopsporingsniveau wijzigen .....................................................................161
Schermbeveiliging instellen ....................................................................................162
4.5
Eigenschappen voor printerstuurprogramma .................172
79
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
