#
Natte of regenachtige omstandigheden
Wegoppervlakken zijn glad wanneer ze nat zijn, en
natte remmen zorgen voor een verminderde
remwerking.
Wees bijzonder voorzichtig bij het remmen onder
natte omstandigheden.
Als de remmen nat worden, rem dan tijdens het
rijden op lage snelheid om ze te laten drogen.
Parkeren
Parkeer op een stevige, horizontale
●
ondergrond.
Als u op een helling of onverhard terrein moet
●
parkeren, parkeer de scooter dan zodanig dat
deze niet kan wegrollen of omvallen.
Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in
●
contact kunnen komen met ontvlambare
materialen.
Raak de motor, geluiddemper, remmen en
●
andere hete onderdelen niet aan voordat ze
zijn afgekoeld.
Om de kans op diefstal te verkleinen, moet u
●
altijd het stuur en de contactschakelaar
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
vergrendelen (
BLZ. 41) en de Honda SMART
2
Key meenemen als u uw scooter achterlaat.
Deactiveer het Honda SMART Key-systeem
indien nodig.
BLZ. 36
2
Het gebruik van een antidiefstalvoorziening
wordt ook aanbevolen.
#
Parkeren op de zijstandaard of de
middenbok
Zet de motor uit.
1.
De zijstandaard gebruiken
2.
Klap de zijstandaard omlaag.
Laat de scooter langzaam naar links leunen
totdat het volle gewicht op de zijstandaard
steunt.
De middenbok gebruiken
Ga voor het neerklappen van de middenbok
aan de linkerkant van de scooter staan.
Houd de linkerstuurgreep en de handgreep
vast.
Duw met uw rechtervoet op het uiteinde van
de middenbok en trek tegelijkertijd omhoog en
naar achteren.
Vervolg
13