[OPNAME] functie:
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
•
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
–
Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/[QUICK AF]/
[I. EXPOSURE]/ Digitale Rode-ogencorrectie/Achterlichtcompensatie
Stel de functieknop in op [ñ].
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
•
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
•
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
•
Het focusbereik is 5 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶.
•
De maximum close-upafstand (de kortste afstand die
mogelijk is voor het maken van een beeld van het
onderwerp) verschilt afhankelijk van de
zoomuitvergroting.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
•
De toegangsaanduiding
beelden op het ingebouwde geheugen (of de kaart)
opgenomen worden.
∫ Wanneer u beelden maakt met de flits
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom
∫ Wanneer u bewegende beelden opneemt
ñ
(P22)
gaat branden wanneer er
Basiskennis
(P56)
(P47)
(P81)
- 40 -
1
2