14.2 Voorbereiding
Alle service en onderhoud moet worden uit-
gevoerd op een stilstaande machine waarvan de
motor is uitgeschakeld.
Zorg dat de machine niet kan wegrol-
len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
rem.
Zet de motor af.
Voorkom dat de motor onbedoeld start
door de bougiekabel(s) los te maken van
de bougie(s) en de contactsleutel te ver-
wijderen.
14.3 Bandenspanning
Pas de bandenspanning op de volgende manier
aan:
Voorzijde: 0,6 bar (9 psi).
Achter: 0,4 bar (6 psi).
14.4 Motorolie vervangen
Dit gedeelte bevat tabellen met de verschillende
motoren die gebruikt worden in de STIGA reeks.
Markeer de gegevens die voor uw machine/motor
van toepassing zijn.
14.4.1Vervangingsintervals
In de tabel hieronder staan het aantal bedrijfsuren
en maanden aangegeven. Voer de betreffende han-
deling uit op het moment dat zich het eerst voor-
doet.
1e keer
Machine
Silent
Bedrijfsuren/maanden
Olie verversen
20 uur/
1 maand
Ververs de olie regelmatiger als de machine onder
extreme condities of bij hoge omgevingstempera-
turen wordt gebruikt.
14.4.2Motorolie
Gebruik olie volgens de onderstaande tabel.
Olie
SAE 10W-30
Serviceklasse
SJ of hoger
Gebruik olie zonder toevoegingen.
Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting
van de motor leiden.
Ververs de olie wanneer de motor warm is.
Direct na het stoppen van de machine
kan de motorolie erg heet zijn. Laat de
motor daarom een paar minuten afkoe-
len voordat u de olie aftapt.
NEDERLANDS
1. Zet de klem op de afvoerslang. Gebruik een
slangenklem of iets vergelijkbaars. Zie afb. 15-
17:Y.
2. Verplaats de klem 3 tot 4 cm op de afvoerslang
en trek de bougie los.
3. Vang de olie op in een vat.
LET OP! Knoei geen olie op de aandrijfrie-
men.
4. Volg de lokale voorschriften voor het afvoeren
van afgewerkte olie op.
5. Breng de olieaftapplug weer aan en verplaats de
klem zodat deze zich boven de plug bevindt.
6. Verwijder de oliepeilstok en vul de machine
met nieuwe olie.
Hoeveelheid olie: 0,9 l
7. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat
u deze 30 seconden stationair draaien.
8. Controleer of er een olielek is.
9. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro-
leer dan of het oliepeil overeenkomt met
"13.2".
14.5Benzinefilter (15, 16, 17:Z)
Vervang het benzinefilter na 1500 werkuren. Zie
afb. 23:Z.
Controleer of er geen benzinelekkages zijn nadat
het nieuwe filter is geïnstalleerd.
14.6Riemtransmissies
Controleer na 5 werkuren of alle riemen intact en
onbeschadigd zijn.
Vervolgens
14.7Besturing
met tussen-
De besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
pozen van
troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 100
werkuren.
100 uur/
6 maanden
14.7.1Controles
Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen
speling in de stuurkettingen zitten.
14.7.2Afstelling
Stel indien nodig de stuurkettingen als volgt af:
1. Zet de machine in de 'recht vooruit'-stand.
2. Stel de stuurkettingen af met de twee moeren
onder het middelpunt. Zie afb. 20.
3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling
meer is.
4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of
het stuur recht staat.
5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene
moer losser en de andere vaster.
Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daardoor
wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van
de kabels toe.
NL
17