Inhoudsopgave
Advertenties
Grote warmte wordt geleverd op MEDIUM en lage warmte op
MEDIUM-LAAG. De installateur dient de ventilatorsnelheden op-
nieuw in te stellen om te voldoen aan de installatievereisten,
zodat de juiste temperatuurstijging van de verwarming en koel-
luchtstroom worden geleverd. Ga als volgt te werk om de snel-
heid van de circulatieluchtventilator af stellen:
1.
Schakel de stroomvoorziening van de gasverwarmingsketel UIT.
2.
Selecteer de verwarmings- en koelventilatorsnelheden, die
overeenkomen met de installatievereisten uit de lucht-
stroomtabel op het Blad specifi caties voor uw model.
3.
Verplaats gewenste motorkabels naar de verwarmings- en
koelsnelheidsaansluitingen van de circulatieluchtventi-
lator op de geïntegreerde regelmodule. (Aansluitpunten
worden VERWARMEN en KOELEN genoemd). Als ventila-
torsnelheden voor verwarmen en koelen dezelfde zijn,
moet er een draadbrug worden gebruikt tussen de ver-
warmings- en koelaansluitpunten. Deze draad zit in het
documentatiepakket.
4.
Verbind alle ongebruikte ventilatormotorkabels aan
"PARK"-aansluitpunten op de geïntegreerde regelmodule.
Alle kabels die niet met "PARK"-aansluitpunten worden
verbonden, dienen te worden ingetaped.
5.
Zet de stroomvoorziening van de gasverwarmingsketel AAN.
6.
Controleer de juiste temperatuurstijging, zoals omschre-
ven in de paragraaf Temperatuurstijging.
I
NSTELLINGSAANPASSING CIRCULATIELUCHTVENTILATOR
OPMERKING: Onderwerpen in deze paragraaf hebben betrekking
op de luchtcirculatieventilator,NIET op de inductieluchttrek-
ventilator. De tijdsinterval van de inductieluchttrekventilator
kan niet worden aangepast. De tijdsinterval van de circulatie-
luchtventilator is verstelbaar; maar alleen op modellen met de
optionele, verstelbare pinnen "Verwarmingsventilator-interval
UIT". Door de geleverde verwisselbare draadbrug kan tussen 3
intervallen worden gekozen om de verwarmingsventilator uit
te schakelen. De tijden zijn 120, 135 en 150 seconden, waarbij
150 seconden de standaardtijd is, wanneer er geen keuze wordt
gemaakt. In andere gevallen is deze NIET verstelbaar.
Zoals geleverd, zal de circulatieluchtventilator 150 seconden
blijven werken, nadat de gasklep is gesloten. Wanneer er een
signaal om te koelen wordt gegeven, gaat de circulatieven-
tilator aan en blijft 45 seconden draaien, nadat het signaal
voor koelen is beëindigd. Bij normale verwarming zal de cir-
culatieluchtventilator circa 34 seconden aan blijven, nadat de
gasklep is geopend.
XV. BEDIENINGSVOLGORDE (GEÏNTEGREERDE
ONTSTEKINGSREGELING)
De bedieningsvolgorde voor zowel de verwarmings- als koelmo-
dus worden hieronder beschreven. Het is belangrijk dat re-
paratie of onderhoud alleen wordt uitgevoerd door een GE-
CERTIFICEERD onderhoudsmonteur, niet door de gebruiker.
V
ERWARMINGSMODUS
•
De kamerthermostaat reageert op een warmte-aanvraag.
•
De warmteregelaar zoekt naar een open begrenzer (de be-
grenzers staan in de standaard gesloten stand). Als er een
open begrenzer wordt gevonden, blijft de verwarmer buiten
bedrijf totdat de begrenzer is gesloten. Bij een open be-
grenzer wordt de circulatieluchtventilator geactiveerd. Het
statuslampje knippert vier (4) maal. Ook de uitloopschake-
26
laars worden gecontroleerd om te verzekeren, dat ze in de
gesloten stand staan.
•
De regelaar zal dan controleren of de afvoerdrukschakelaar
open is. Als, op dat moment, de afvoerdrukschakelaar geslo-
ten is, knippert het controlelampje drie (3) maal en blijft
buiten bedrijf, totdat deze toestand is hersteld.
•
Vervolgens wordt de afvoerventilator geactiveerd.
•
De afvoerdrukschakelaar zal sluiten, wanneer er een druk wordt
opgespoord, die hoger is dan zijn instelling. Als de drukschake-
laar niet dichtgaat, zal het statuslampje twee (2) maal knippe-
ren. De sequentie kan niet verder gaan totdat de drukschakelaar
sluit.
•
Na een voorafgaande aftapperiode zal de elektronische ont-
steking worden geactiveerd.
•
Na enkele momenten gaat de gasklep open.
•
De branders zullen worden ontstoken en de vlamsensor zal
de aanwezigheid van een vlam detecteren. Daarna wordt de
ontsteker gedeactiveerd. Als de sensor de vlam niet detec-
teert, sluit de gasklep en zal de ontstekingscyclus met in
totaal 3 ontstekingspogingen worden herhaald. Als, na de
derde (3e) poging, er geen aanwezigheid van een vlam wordt
gedetecteerd, zal de verwarmer in een isolatiestand worden
gezet.
•
Dertig (30) seconden nadat de hoofdklep is geactiveerd, zal
de circulatieluchtventilator worden geactiveerd.
•
De verwarmer blijft in bedrijf, totdat er aan de aanvraag
voor warmte is voldaan.
•
Wanneer er eenmaal aan de warmte-aanvraag is voldaan, zal
de ventilator worden uitgeschakeld en schakelt de circulatie-
luchtventilator uit, nadat de ingestelde tijd is verstreken.
•
De verwarmer blijft in de ruststand, totdat er een nieuwe
aanvraag voor warmte wordt gedaan.
K
OELMODUS
•
Er wordt een aanvraag gedaan voor koelen
•
De regelaar controleert of er een open begrenzer is. Als er
een open begrenzer wordt gevonden, blijft de verwarmer
buiten bedrijf, totdat de toestand is hersteld. Bij een open
begrenzerstand wordt de circulatieluchtventilator geacti-
veerd. Het statuslampje knippert vier (4) maal.
•
De condensatieschakelaar zal sluiten.
•
Na enige ogenblikken, zal de circulatieluchtventilator in be-
drijf worden gesteld op de koelsnelheid.
•
Nadat er aan de aanvraag van de kamerthermostaat is vol-
daan, gaat de condensatieschakelaar open.
•
De circulatieluchtventilator blijft circa zestig (60) seconden
in bedrijf.
XVI. OPERATIONELE INSPECTIES
B
RANDERVLAM
De brandervlam dient te worden geïnspecteerd met een geïn-
stalleerde brandercompartimentdeur. Er is een kijkglas gele-
verd voor inspectiedoeleinden. Vlammen moeten stabiel, rustig,
zacht en blauw zijn (stof kan oranje punten veroorzaken, maar
deze moeten niet geel zijn). Vlammen moeten direct doven aan
de buitenkant van de branders zonder te krullen, zweven of op
te stijgen. Vlammen mogen de kanten van de onstekingsbuizen
van de warmtewisselaar niet raken.
www.goodmanmfg.com
IO-GMS9-DU
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
