4. Bedrijf
De celwascentrifuge mag uitsluitend met correct ingebouwde rotor en verdeelstuk evenals met correct geplaatste
centrifugeschaal, spatbescherming en afvoerdeksel worden gebruikt.
Bij niet-ingebouwde centrifugeschaal en afvoerdeksel kunnen gevaarlijke substanties uit de celwascentrifuge ont-
snappen.
Na het wassen van de bloedcellen voorzichtig het deksel openen. Anders kan de restvloeistof uit het binnenste van
het afvoerdeksel spuiten.
Het deksel vóór in het midden naar beneden drukken, totdat een korte pieptoon is te horen. Nu is het deksel gesloten.
Bij niet-correct gesloten deksel wordt een storingcode (E1: DOOR OPEN) weergegeven en de celwascentrifuge start
niet. Wanneer deze storingcode wordt weergegeven, deksel sluiten en opnieuw op START drukken.
4. 1. Voorbereiding
1.
De reageerbuisjes voorbereiden (diameter: 10 of 12 mm; lengte: 75 mm). Bij gebruik van de reageerbuisjes met een
diameter van 10 mm de meegeleverde D10-adapter op de rotorsteun aanbrengen. Waarborgen dat de rand van de
adapter naar buiten is gekeerd.
VOORZICHTIG Waarschuwingstekst dat uitsluitend gespecificeerde reageerbuisjes met een wanddikte van ten
minste 1 mm worden gebruikt. Dunwandige reageerbuisjes (bijv. wegwerpbuisjes) mogen altijd slechts één keer
worden gebruikt. Bekraste, gescheurde, van binnen gegolfde of anderszins beschadigde reageerbuisjes mogen niet
worden gebruikt, omdat deze de centrifugaalkracht niet doorstaan. Voor deze celwascentrifuge wordt het gebruik
aanbevolen van reageerbuisjes van getemperd gehard glas.
2.
Het reservoir voor de NaCl-oplossing en een reservoir voor restvloeistof conform de voorschriften van de laboratori-
umnorm controleren en voorbereiden.
VOORZICHTIG Waarborgen dat de uiteinden van de afvoerslang niet worden ondergedompeld in de restvloeistof die
in het reservoir zit. Anders kan de kamer niet volledig worden afgetapt en blijft er restvloeistof achter. Redenen voor
een slechte afvoer kunnen ook een geknikte of ineengedrukte slang of achtergebleven restvloeistof in de slang zijn.
De slangen correct aansluiten, opdat restvloeistof probleemloos kan worden afgetapt. Let erop dat de afvoerslangen
niet boven de afvoeropening van de celwascentrifuge liggen.
4. 1. 1. Inspuithoeveelheid instellen en pomp ontluchten
Inspuithoeveelheid van de NaCl-oplossing instellen
Voor de celwascentrifuge CW3 is af fabriek een NaCl-inspuithoeveelheid voor het gebruik met een rotor voor 24 reageer-
buisjes ingesteld (diameter van de reageerbuisjes: 12 mm).
Wanneer in deze celwascentrifuge een rotor voor 24 reageerbuisjes met een diameter van 12 mm wordt gebruikt, moet
de inspuithoeveelheid niet worden ingesteld. Wanneer een rotor voor 12 reageerbuisjes met een diameter van 10 mm
wordt gebruikt, moet de doorstroomhoeveelheid als volgt worden ingesteld:
Thermo Scientific
WAA R SCH UW ING
VO O R ZICH T I G
VO O R ZICH T I G
Voorbereiding
CW3
|
33