1.
De celwascentrifuge met de hoofdschakelaar uitschakelen. De netstekker moet steeds vrij toegankelijk zijn.
De celwascentrifuge door het indrukken van de drukknop STOP uitschakelen.
In een noodgeval de netstekker uit het stopcontact trekken of de stroomtoevoer onderbreken.
2.
De celwascentrifuge mag uitsluitend met correct ingebouwde rotor en verdeelstuk evenals met correct geplaatste
centrifugeschaal, spatbescherming en afvoerdeksel worden gebruikt.
3.
De celwascentrifuge niet bewegen of verschuiven terwijl de rotor draait.
4.
Niet op de celwascentrifuge steunen.
5.
Vloeistoffen zoals water, reinigingsmiddel of ontsmettingsmiddel nooit direct in de rotorkamer gieten. Anders
zouden de lagers van de aandrijfeenheid kunnen corroderen of kunnen worden beschadigd.
6.
Het reservoir voor de NaCl-oplossing met de slangklemmen (standaardaccessoires) correct op de pomptoe-
voeraansluiting van de celwascentrifuge aansluiten. Anders kan de vloeistof uit de slangklem ontsnappen en in
het binnenste van de celwascentrifuge terechtkomen. Bestaat de mogelijkheid dat er vloeistof in het binnenste
van de celwascentrifuge zit, moet een door Thermo Fisher Scientific erkende dealer/servicebedrijf de opdracht
krijgen om de celwascentrifuge schoon te maken en de drogen.
7.
Vóór het normaal gebruik van de celwascentrifuge moeten alle voorwerpen die in de rotorkamer zijn gevallen en
alle glassplinters worden verwijderd.
8.
De rotor vóór gebruik altijd op sporen van corrosie en beschadiging controleren. Gecorrodeerde of beschadigde
rotors mogen niet worden gebruikt.
9.
Waarborgen dat uitsluitend gespecificeerde reageerbuisjes met een wanddikte van ten minste 1 mm worden
gebruikt. Dunwandige reageerbuisjes (bijv. wegwerpbuisjes) mogen altijd slechts één keer worden gebruikt.
Wanneer de reageerbuisjes krassen, scheurtjes, inwendige golven enz. vertonen, mogen deze niet worden
gebruikt, omdat deze niet bestand zijn tegen de centrifugaalkracht.
10. Waarborgen dat alle buisjeshouders met reageerbuisjes worden uitgerust.
11. Een of twee druppels (ca. 50 μl) erytrocytensuspensie van 3-5% als monsterhoeveelheid voor het bloedcelwas-
proces gebruiken. Wanneer een laag erytrocyten wordt gebruikt, een of twee druppels (ca. 50 μl of minder) per
reageerbuisje gebruiken. Als monsterhoeveelheid voor het centrifugeren moet 80% of minder van de capaciteit
van de reageerbuisjes worden gebruikt.
12. Wanneer in verband met dit product iets ongewoons wordt geconstateerd, moet het gebruik onmiddellijk worden
beëindigd en een erkende dealer/servicebedrijf van Thermo Fisher Scientific moet op de hoogte worden gebracht.
Wanneer de alarmcode wordt weergegeven, een servicebedrijf op de hoogte brengen.
13. Wanneer de celwascentrifuge gedurende een langere tijd niet wordt gebruikt, de netstekker uit het stopcontact
trekken.
14. Voor de aansluiting op een ander stopcontact de netkabel zo nodig vervangen.
15. In elk geval moeten de ter plaatse geldende bepalingen voor elektrische installaties verplicht worden opgevolgd.
16. Zwaardere aardbevingen zouden de celwascentrifuge kunnen beschadigen.
Wanneer iets ongewoons wordt geconstateerd, moet een erkende dealer/servicebedrijf van Thermo Fisher
Scientific op de hoogte worden gebracht.
O PM ER K IN G
Normaliter worden bedieningspaneel en oppervlak van de celwascentrifuge tijdens het gebruik warm.
Thermo Scientific
VOO R Z IC HT IG
Voorzorgsmaatregelen
CW3
|
9