Overige componenten
9.2.2 Bediening
1. Steek een vinger door de opening om het vouwpedaal te
ontgrendelen (zie afb. "Klaprichting").
2. Trek de klemschuiven naar achteren.
3. Klap het vouwpedaal
• naar buiten om de fiets te gebruiken,
• naar binnen om de fiets plat op te bergen of te vervoeren.
Let erop dat de aanslag van het vouwpedaal naar het uit-
einde van de crank wijst.
4. Controleer of de klemschuiven weer in de beginpositie
staan, zodat het vouwpedaal correct vergrendeld is.
1
2
Afb. Klaprichting
1 Opening
2 Klemschuif
4
3
3 Aanslag
4 Crank
9.3 zadel
9.3.1 Basisbeginselen
Het zadel is het deel van de fiets dat de fietser houvast biedt en
tijdens het rijden meerdere zithoudingen biedt. De ideale vorm van
het zadel hangt af van het doel waarvoor de fiets gebruikt wordt en
de lichamelijke eigenschappen van de fietser.
1. Controleer of u het zadel kunt verdraaien of bewegen.
• Als u het zadel kunt verdraaien, draait u de klembout aan de
zadelpenklem aan met inachtneming van het draaimoment.
2. Controleer of u het zadel in de richting van het stuur kunt
bewegen.
• Wanneer u het zadel in de richting van het stuur kunt bewe-
gen, moet u het zadel opnieuw afstellen (zie hoofdstuk
"Zadelpositie (standaard zadelpen)" op pagina 75).
9.3.2 instellingen
WaarscHuWinG
Breuk van het zadel of de zadelpen door overbelasting.
risico op ongevallen en verwondingen!
• Beoordeel het draagvermogen van het zadel en de
zadelpen altijd samen.
• Overbelast het zadel of de zadelpen niet.
73