6
Installatie
6.1
Wateraansluitingen
Afb.16
Aansluitingen 024 / 032
Afb.17
Aansluitingen 139 / 173 / 191 / 238
7733442 - v.01 - 17082020
1
3
4
2
AD-3001710-01
3
4
1
2
AD-3001711-01
6.1.1
Aansluiting van de aanvoer- en retourleidingen.
Zorg ervoor dat u flexibele leidingen of trillingsdempers gebruikt om de
emissie van trillingen naar het leidingwerk te voorkomen.
Opgelet
Gebruik UV- en vogelpikbestendige isolatiematerialen voor de
isolatie die zich in de open lucht bevindt.
Gebruik condensaatbestendige isolatiematerialen voor een
apparaat met actieve koeling.
Gebruik een 4-wegklep als de warmtepomp wordt gebruikt om
te koelen en een lage aanvoertemperatuur van de koeling is
vereist. Hiermee is een tegenstroom door de warmtewisselaar
mogelijk.
1. Spoel het apparaat voordat u de verwarmingsbuizen aansluit.
2. Installeer kogelkranen op de buisaansluitingen 1 en 2 zodat het
apparaat eenvoudiger kan worden losgekoppeld voor service.
3. Sluit de aanvoerleiding van de verwarming aan op het apparaat bij 1.
4. Sluit de retourleiding van de verwarming aan op het apparaat bij 2.
5. Sluit de aanvoerleiding van de grondbron aan op het apparaat bij 3.
6. Sluit de retourleiding van de grondbron aan op het apparaat bij 4.
7. Isoleer de leidingen.
Belangrijk
Zorg ervoor dat het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour
5-7 K is om de vereiste waarden in het gegevensblad te bereiken
en storingen te voorkomen. Dit impliceert grotere doorstromingen,
grotere leidingdoorsneden en bijbehorende pompontwerpen.
6 Installatie
29